woensdag 11 december 2013

Gezien: La grande bellezza



Jep Gambardella leeft in een wereld waar de Gooische matras niets bij is: iedereen kent iedereen, er zijn altijd feestjes en de één vindt zijn laatste acteerprestatie vanzelfsprekend interessanter dan het meest recente boek van de ander. Die dat ook weer vindt. Rome is het oogverblindende decor waarin de zon opgaat en weer onder, en er weer een dag van Jep tussen de Romeinse jetset verstrijkt. Maar Jep wordt 65 en vraagt zich af of dit alles is. En of dat uiteindelijk niet geldt voor alle mensen om hem heen.

Mijn buitenlandse lievelingsstad zal wel altijd Berlijn blijven, maar Rome komt op een goede tweede plaats. De stad die ik leerde kennen op excursie met de vierde klas van het gymnasium. Waar de paus slechts door er te zijn al bijna een schisma in mijn familie veroorzaakte. Waar mijn stadsplattegrond werd gejat in nota bene de Sint Pieter. Dezelfde Sint Pieter waar ik een paar jaar later een concert gaf met een volstrekt atheïstisch orkest uit Berlijn. En waar ik een klein jaar geleden aan een diner zat onder leiding van een RAI-baas, die bepaald niet heimelijk zat te lonken naar een Roemeense journaliste. Die stad dus.

Een stad waar het dertigersdilemma kennelijk ook niet geruisloos voorbijgaat, al gaat het in deze film dan om de happy few van middelbare leeftijd en ouder. Zelfs in die omgeving, met mensen die alles al hebben, duikt de vraag op waar het nou eigenlijk over gaat, het leven. Een vraag die deels wordt beantwoord met scenes die ik nauwelijks begreep. Maar de melancholie van Jep’s levenslange zoektocht naar de grote schoonheid – want dat betekent la grande belezza vrij vertaald – voelde ik dan weer wel.

De beelden van die mooie stad versterken die melancholie. Alle bekende en minder bekende plekken van belang komen terug in de film. Altijd even mooi uitgelicht. En vaak volstrekt leeg. Een blik die je als toerist eigenlijk nooit is gegund.

Ten tweede is daar de muziek. Regisseur Paolo Sorrentino heeft veel tamelijk sacrale muziek uitgekozen, van componisten als Arvo Pärt en John Tavener. Daar stelt hij in andere scenes geremixte Italiaanse discoklassiekers tegenover. Alsof de muziek het ene moment die melancholie is, en het andere moment de vlucht daarvoor.

Waarom er opeens een legioen flamingo’s op Jep’s balkon zit? Of een oude non zo nodig met blote knieën de trap van de Sint Jan van Lateranen op moet? Het is me niet duidelijk geworden. Maar dat zelfs een leven lang feesten op de mooiste plaatsen en tussen de hipste mensen ook niet op alle vragen een antwoord geeft, dat dan weer wel. Een 8,5. 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten