vrijdag 26 april 2013

Derrick


Dat was wat, vroeger. Als dit muziekje klonk zat ik vol spanning op de bank. En dat al vanaf een jaar of 9. Samen met papa Derrick kijken, het hoogtepunt van de week. Want hé, het ging om het vinden van een moordenaar! En soms werd er zelfs geschoten! Jarenlang stond Derrick met afstand bovenaan aan mijn lijst favoriete televisieprogramma’s.

En dat verging niet alleen ons zo, de halve familie was fan. Want bijna nog leuker dan Derrick kijken met mijn vader was Derrick kijken bij mijn oom en tante. Met een man of 10 voor de buis, in doodse stilte. Mijn tante veerde af en toe met een ‘ooh!’ van spanning op uit haar stoel. Eén van mijn nichtjes griezelt nu nóg na als het specifiek over Derrick’s belevenissen op het Münchener platteland gaat. En mijn neven, vier man sterk, vergaapten zich aan de BMW’s waarin Derrick en Harry rondreden. Dankzij hen weet ik wat een BMW 3 Serie is.

Dat er eigenlijk helemaal niets gebeurde, 50 minuten lang, viel ons niet op. Net zomin als we toen door hadden dat de meeste mensen waar Derrick tijdens zijn Ermittlungen mee te maken kreeg, in hoge mate ongelooflijk raar waren. Zoals het ook niet helemaal normaal was dat de heren inspecteurs nimmer zittend achter een computer zijn waargenomen en dat tot diep in de jaren negentig het geratel van typmachines opsteeg als assistent Willy binnenkwam. In die laatste series bovendien, was Derrick meer een onnavolgbare quasi-filosoof dan een keiharde commisaris.

Ook de ontzettende traagheid van Derrick heeft ons nooit gestoord. Eerlijk gezegd viel die mij pas op toen ik een paar jaar geleden voor het eerst de geniale persiflage van Jiskefet zag. Daardoor werd ik echter ook nog in iets anders bevestigd. Namelijk dat ik een groot deel van mijn Duitskennis aan de Oberinspektor te danken heb. Hij spreekt zulke eenvoudige zinnen en herhaalt ze zo vaak, dat dat mijn Duitse taalverwerving enorm ten goede moet zijn gekomen. Het gaat me wat ver om te stellen dat ik zonder Derrick nooit in Duitsland terecht was gekomen, maar hij heeft me wel een eind op weg geholpen.

Derrick, een monument dus. Samen met Helmut Kohl, paus Johannes Paulus en konining Beatrix mensen die er altijd waren, totdat dat niet meer zo was. En kennelijk was-ie niet alleen voor mij een figuur van enige betekenis. Want het bericht van vandaag, namelijk dat Horst Tappert, de acteur achter Stephan Derrick, lid is geweest van de Waffen-SS, ging toch niet helemaal onopgemerkt voorbij. Mijn kamer-collega keek beteuterd toen-ie het las. ‘Heb je ’t gehoord?’, was de eerste vraag bij de redactievergadering. En dat ging niet over de uitzending van vanmorgen.

Bij leven vertelde Tappert niet veel over zijn rol in de oorlog. Als het er al over ging, dan was het verhaal dat hij hospik was geweest, verpleger aan het front. Dat ligt dus iets anders. In een archief is een kaart komen bovendrijven waarop staat dat Tappert soldaat was in het SS-Pantsergrenadierregiment ‘Totenkopf’, een Oostfrontdivisie. Op 22 maart 1943 meldde hij zich in Rusland. Wat hij daar als soldaat zoal gedaan heeft, is onbekend.

Jaren geleden zorgde de toupet van Horst Tappert al voor enige commotie – die bleek hij tijdens de laatste Derrick-series te dragen om te verbergen dat hij eigenlijk al lang kaal was – en nu blijkt hij ook nog bij de Waffen SS gezeten te hebben. De held van weleer valt een beetje van zijn sokkel. Dat komt niet omdat de man een oorlogsverleden heeft: dat hebben in dit land nou eenmaal heel veel oude mannen. De bescheiden schok zit hem in het liegen. Net zoals van de schrijver Günther Grass een paar jaar geleden, kunnen de mensen ook van Horst Tappert niet goed hebben dat hij het niet gewoon ooit gezegd heeft, toen hem er naar gevraagd werd. De rechtvaardige commisaris vertelde zelf kennelijk ook niet altijd het hele verhaal.

Dat doet aan de mooie avonden met de familie voor de buis verder niets af. Aan de woordenschat ook niet. Met grappen als ‘Harry, hol schon mal den Pantzerwagen’ wordt die zelfs weer verrijkt. En ook denk ik met plezier aan alle mooie avonden bij discotheek ‘Derrick’ in Utrecht. Naar aanleiding van Tapperts overlijden, enkele jaren terug, liep het personeel met rouwbanden om. Ik ben benieuwd tot welke uitspattingen deze onthulling ze verleid.


dinsdag 23 april 2013

Komt een vrouw bij de dokter - deel 2


‘Nee, het spijt me, wij kunnen ook niets aan de pijn in uw voet doen. Daarvoor moet u naar de dokter.’ Aldus het voor mij vrolijke begin deze dinsdag. Sinds vorige week heb ik last van een bij vlagen flinke pijn in mijn rechtervoet. En daar kan de Keulse podotherapeut dus niets aan doen.

Het was geenszins mijn bedoeling om hier mijn medische doopceel te lichten. Weliswaar denk ik bij de meeste pijntjes vrijwel onmiddelijk dat ik nu toch echt binnenkort dood ga, maar daar zal ik jullie niet mee lastig vallen. En dat ik in den vreemde nagenoeg altijd last krijg van iets heel raars, daarover heb ik een paar jaar geleden al een boekje open gedaan.

Nee, het bezoek van vanmorgen brengt me eigenlijk op iets heel anders. De Duitse fascinatie voor gezondheid. Misschien is mijn eigen fascinatie de reden dat me de vele apotheken in het straatbeeld, de talloze reclamespotjes op tv en de mededeling ‘daarmee moet u echt naar de dokter’ opvallen. Hoe het ook zij, het is er, en het is meer dan in Nederland. Wat zou dat nou zijn?

Dat met die reclames bijvoorbeeld. Als ik in de vooravond, met mijn Abendbrot op schoot, de tv aanzet, trekt een parade aan zalfjes, pijnstillers en hoestdranken voorbij. Met altijd de onvermijdelijke mededeling er achteraan dat men zich voor risico’s en bijwerkingen bij zijn arts of apotheker moet melden. En de aanbeveling om toch vooral ook het apothekersblad regelmatig te lezen, om lekker op de hoogte te blijven van hooikoorsdruppels, incontinentiemateriaal of drukverbanden.

En dan die arts. Toen ik een paar weken geleden met een dik oog bij de opticien stond werd ik er naar doorverwezen. En vanmorgen met mijn zere voet opnieuw. Dat heeft zeker ook te maken met het feit dat paramedisch personeel, zoals de opticien en de podotherapeut, in Nederland veel meer mag dan in Duitsland. Bovendien wordt hier – nog wel – veel meer vergoed door de zorgverzekeraar. Ergens kuren bijvoorbeeld komt hier eerder door de ballotage dan in Nederland. Maar er wordt ook teveel en te onnodig geopereerd.

Het zal wel iets freudiaans zijn. Dat ik, met mijn hypochondrie, eigenlijk niets liever zou willen dan bij elke zere pink ook een poosje kuren. Of dan toch op zijn minst een kijkoperatie. Zoals het ook wel net zo freudiaans zal zijn dat ik alle goedbedoelde adviezen als eigenwijze Nederlandse, die ook nog steeds niet met een helm op wil fietsen, voorlopig even laat voor wat ze zijn. Als het over drie weken in Berlijn alsnog verkeerd met me dreigt af te lopen zal de weg naar de dokter me ook daar even gretig worden gewezen.  

zondag 7 april 2013

Die zweite Halbzeit



Het zonder twijfel mooiste gedeelte van mijn Erasmus-tijd in Berlijn, in 2006 alweer, was het WK Voetbal. Vier weken lang was Berlijn één smoorhete Fanmeile, met op elke straathoek tv-schermen, bier en feestende mensen. Van Oranje moest men weinig hebben, ik op mijn beurt ook weinig van die Mannschaft, maar daar tussendoor was het leven even één grote polonaise.

Sinds die tijd kan ik voetbal kijken in het Duits. Buitenspel bijvoorbeeld (en ik kan dat nog zien ook, als vrouw, há!) is Abseits, een penalty is een Elfmeter, een hoekschop een Eckball en zowel een wedstrijdhelft als de rust heet Halbzeit. Vanmorgen vroeg klonk de fluit van de scheidsrechter: mijn zweite Halbzeit in Keulen is begonnen.

Dus ik ben over de helft. Over vier weken om deze tijd ben ik alweer in Utrecht geweest, en inmiddels onderweg naar het afsluitende seminar in Berlijn. De eerste helft is meer dan voorspoedig verlopen. Want er is rust, zowel op het veld, als daarbuiten.

Even ren ik niet, in een aaneenschakeling van ochtend- en avonddiensten, als een dolle over de redactie, maar bouw aan grotere en langere verhalen voor achtergronduitzendingen en bijlagen. Over onderwerpen als huisvuilinzameling, Noord-Korea en het nieuwe Rijksmuseum. En natuurlijk over de aanstaande troonswisseling. Ze wilden het toen in 2006 niet geloven, maar Duitsland kleurt oranje. Let maar op.

En er is rust in het leven buiten het veld. Er zijn minder afspraken. Minder verplichtingen. Er is tijd om een boek te lezen. Om een paar uur van tevoren te besluiten om naar een concert van Kyteman te gaan. Of om na het werk nog even het prachtige Wallraf-Richartz Museum binnen te lopen. Kan allemaal zomaar. Mijn tijd is voor even van mij.

Wat niet betekent dat hier niets moet. Een paar deadlines liggen me aan de horizon grijnzend aan te kijken, en zeker wat betreft Koninginnedag zijn ze superstrak. Ook in Duitsland kan je een verkoudheid, eczeemaanval of oogontsteking krijgen. Vrienden, familie, collega’s, afgezien van leuke weekendbezoekjes zijn ze hier allemaal niet. En ook al wordt het weer nu eindelijk beter, ook hier was het veel te lang veel te koud en te donker voor de tijd van het jaar.

Dus dat ik over een paar weken terugkom terwijl de bomen volop in bloei staan, en ik in hun schaduw weer een biertje kan drinken met alle bekenden, dat zijn dingen om echt naar uit te kijken. Maar laat mij tot het zover is eerst die tweede helft maar spelen, en de scheids mag daar wat mij betreft nog best wat extra tijd bij op tellen. Zodat ik hopelijk, voor het eindsignaal, op Bergkampiaanse wijze nog een paar ballen in het doel kan schoppen.