woensdag 24 juli 2013

Ruiken aan de Tour



Parijs is nog ver, is één van die door Mart Smeets veelgebruikte clichés over de Tour de France. En als ’s werelds mooiste wielerwedstrijd begint lijkt dat ook altijd zo. Het is alsof er altijd al gefietst werd, tussen de bergen en de zonnebloemen, en alsof dat altijd zo blijft. Totdat het dan opeens weer zondag is, de winnaars een sigaar roken op de fiets, Marcel Kittel wint op de Champs-Elysees en Chris Froome voor het laatst in het geel wordt gehesen. Dan is Parijs gehaald, en de Tour de France voorbij. 

De editie van dit jaar zal ik niet snel vergeten. Ik heb maar matig verstand van de wielersport, maar de Tour en ik zijn dikke vrienden. Een uit nood geboren vriendschap: ik moest íets toen mijn ouders in een zomervakantie besloten te gaan scheiden en er niemand was om met dat nieuws bij uit te huilen. Dan maar bij Jan Ullrich en Marco Pantani. Ik kon me opeens best voorstellen dat sommige bergen nauwelijks te beklimmen zijn. 

Die zomer ligt gelukkig vijftien jaar achter mij, maar de fascinatie voor de Tour is altijd gebleven. Dopingperikelen hebben daar ook niets aan afgedaan: of nou met of zonder bloedtransfusies, die bergen blijven onmetelijk hoog, het tactische spel slim en doortrapt tegelijk. Er lag dan opeens ook een mooie kans op mijn bureau, toen de vraag kwam of ik een serie reportages over de Tour wilde voorbereiden. Alle vragen die horen bij de afgelopen editie kwamen voorbij. Wie is Bauke Mollema? Wat zijn de Nederlandsekansen op de Alpe d’Huez? En: hoe schoon is de Tour?

Iedereen die ik sprak was het erover eens: dat antwoord is niet te geven. Tot er iemand gepakt wordt op dopinggebruik weet je het niet, en daarna eigenlijk ook niet. Geen dopinggevallen is geen garantie op een schone Tour. En één dopinggeval betekent nog niet dat het hele peloton aan het infuus gelegen heeft. Met de maatregel dat bloed- en urinemonsters nog tot acht jaar na de uitslag van een bepaalde sportwedstrijd gecontroleerd kunnen worden, staat de winnaar van deze Tour eigenlijk pas in 2021 vast.

Praten over wielrennen, met vrienden, collega’s en deskundigen, lijkt op praten over religie: telkens komt weer die geloofsvraag om de hoek kijken. Het geloof in een schone sport en in de toekomst van het wielrennen, bepaalt in hoge mate wat iemand vindt en hoe hij naar de Tour kijkt. Een opvallende parallel met praten over de katholieke kerk.  Het geloof in iets hogers, in de toekomst van de kerk of iemands ervaringen in het verleden, positief of negatief, zijn bepalend voor de plek die hij inneemt in de discussie. Zou het toeval zijn, dat wielrennen zo’n roomse sport is?

Een interessante verkenning van de wielerwereld dus, de afgelopen weken. Die, in samenwerking met al die collega’s en deskundigen, een waaier aan verhalen heeft opgeleverd waar ik met grote tevredenheid op terugkijk. Even mocht ik ruiken aan de Tour. Aan de lucht van de bergen, de smeerolie en van de vele onbeantwoorde vragen die de wielersport met zich meedraagt. Ook in dat opzicht doet het geloof weinig voor wielrennen onder.

Met een wielerverslaggeving die op zoek is naar nieuwe vormen biedt dat wellicht perspectief voor de toekomst. Was er al eens een journalist, gewapend met Romeins Missaal en rozenkrans, onderweg in het peloton? Bij deze bied ik me aan. Parijs zal nog wel heel ver zijn, maar Mart mag altijd bellen.