zondag 16 juni 2013

Eindexamen



Nieuws is in de eerste plaats actueel, maar voor mij soms ook een reis terug in de tijd. Al die verhalen over de eindexamens bijvoorbeeld. De afgelopen week vond ik mezelf in gedachten meermaals terug in een gymzaal in Hengelo. Er groeide een plant uit de muur. En ik zat schuin achter de Lange Jongen.

Van mijn eindexamenjaar, 11 jaar geleden inmiddels, weet ik bijna alles nog. Dat komt door de grote gebeurtenissen in dat jaar: twee vliegtuigen boorden zich in het World Trade Center in New York, en ruim een halfjaar later werd Pim Fortuyn vermoord. De wereld leek op drift. En mijn eigen kleine wereld was dat ook. Ik bleef maar twijfelen over wat ik moest gaan studeren, en waar. Voorzichtig kwam ik uit de ongemakkelijke maar tegelijk veilige schulp waar ik al jaren in zat, die van het meisje dat nooit om een grap verlegen zat, maar ondertussen dodelijk onzeker was over haar uiterlijk. En voor het eerst werd ik echt verliefd. Op de Lange Jongen.

Die, voordat dat gebeurde, al ruim twee jaar bij me in de klas zat zonder me ooit te zijn opgevallen. Maar in 6VWO werd opeens alles anders. In het licht van het naderende, definitieve afscheid leek de examengroep met de dag hechter te worden. En anarchistischer. Tegen de al maar langere lijst spijbelaars viel door de school niet meer op te straffen. Met een groep eigenwijze feestneuzen die toch nergens naar luisterden had dat ook helemaal geen zin. Het was in dat decor van feestjes, voetbal en dwars door alle lessen heen kletsen dat ik als een blok viel voor de niet aanwezige charmes van de Lange Jongen.

Want die, moet je achteraf vaststellen, was niets meer dan zichzelf: nuchter, op de achtergrond, met hier en daar een gevatte opmerking. Dat-ie mij heel aardig vond was zonneklaar. Voor de rest was ik aangewezen op het hiërogliefen lezen dat de liefde ook nu nog zo vaak is: dat-ie daarnet eerst zijn rechter wenkbrauw optrok en toen zijn linker, zou-ie daar nou wat mee bedoeld hebben? Tijdens ons laatste grote feest voor het examen, ergens in een weiland bij Beckum, bleek van niet. De nachtelijke fietstocht terug naar huis vergleed in een waas van tranen.

En toen moest het examen nog komen. Kennelijk heb ik daar de methode ontwikkeld die mij ook nu nog vertrouwd is als ik iets of iemand zo snel mogelijk wil vergeten: heel hard werken. Maar alle ingestampte onregelmatige Latijnse werkwoorden en economische formules ten spijt, tegen één ding hielp dat niet. Want dankzij de verplichte opstelling van de tafeltjes in de gymzaal zat ik aan het derde of vierde tafeltje van voren. Met rechts voor mij de Lange Jongen.

Toch heeft dat mijn examenresultaten niet beïnvloed, of het zou zelfs ten goede moeten zijn. Regelmatig zat ik daar, moedeloos naar rechts starend en tegelijkertijd kennelijk toch in staat om mijn hoofd bij het examen geschiedenis te houden. Ik slaagde met goede cijfers. En met mijn vertrek naar Groningen verdween de Lange Jongen uit mijn leven. Sinds ik mijn diploma kreeg heb ik hem nauwelijks nog gezien. Sommige problemen lossen zich vanzelf weer op.

En komen pas terug dankzij het nieuws, nu als een bijna nostalgische herinnering. Zelfs als het gaat om die rare gevoelsmix van euforie, spanning en hartenpijn. Misschien omdat het bij nader inzien allemaal zo existentieel niet was. Of omdat er later nog wel zwaardere examens zouden komen, ook als het gaat om lange jongens.

Met de vandaag nog weer groter geworden examenfraude heeft dat allemaal niets te maken. Die is vooral heel dom van de daders, en exteem vervelend voor de slachtoffers ervan. 't Laat wel zien dat nieuws soms tegelijk heel groot en ook heel klein is. En over nu gaat, en over toen. Nog een van de mooie kanten van mijn vak.



woensdag 12 juni 2013

Trein



Je ziet op tv wel eens beelden uit vooral Aziatische landen, waar jongeren zonder problemen op een rijdende trein springen. Nou gaan die treinen, volgepakt met mensen, over het algemeen ook niet zo snel, maar toch, mij lijkt het niks. Wat ook te maken zou kunnen hebben met mijn beperkte atletische vermogens.

Toch ken ik het gevoel wel, vanuit de journalistiek. Soms is het zo druk en gebeurt er zoveel dat ik het gevoel heb dat ik de actualiteit amper bij kan houden. Dat ik op een rijdende trein moet springen. Gisteravond was zo’n avond.

Want toen werd bekend dat de examendiefstal van enkele scholieren uit Rotterdam de grootste is uit de geschiedenis. In totaal 15 examens voor HAVO, VWO en VMBO hebben ze meegenomen uit de kluis waarvan de sleutel kwijt was en daarmee hebben ze zichzelf, maar ook hun mede-eindexamenkandidaten flink in de problemen gebracht. De jonge dieven zitten voorlopig vast, hun schoolgenoten moeten examens overdoen, zo’n 44.000 VMBO’ers krijgen vandaag nog geen eindexamenuitslag en ook scholieren van de HAVO en VWO moeten nog even afwachten of zij morgen wel hún uitslag krijgen. 

Dit hele tapijt aan gebeurtenissen en mogelijke gevolgen rolde net uit toen ik gistermiddag binnenkwam voor mijn avonddienst. De avonddienst is eigenlijk een vreemde: je hebt er al een hele dag opzitten, als je nog aan het werk moet. Een dag die in mijn geval soms ook al in het teken van werk staat, maar lang niet altijd. Gisteren bijvoorbeeld ging het om sporten, boodschappen doen en verder schrijven aan een stageverslag dat maar niet af komt. Als je dan binnenstapt in een nieuwsorkaan is het even flink schakelen.

Maar dat was het ook nog om een andere reden, en dan kom ik toch weer in Duitsland uit. Hoe leuk de redactie van WDR5 ook was, met rijdende treinen had het allemaal weinig te maken. Eerder met een kar met een paard ervoor, in een sukkeltempo onderweg op een mooie zondagmiddag. Zo’n tempo brengt andere verhalen en een andere rush voort. Maar het betekent wel dat je even extra hard moet lopen als er dan opeens, voor het eerst in lange tijd, een ICE vol nieuws voorbij komt denderen.

Die heb ik in ieder geval niet laten ontsporen. Hier vind je een overzicht van wat de verschillende collega’s allemaal gemaakt hebben voor radio en tv gisteravond en vanmorgen. Het zijn hun reportages, maar redacteuren zoals ik zijn daarbij één van de eerste aanspreekpunten. Zo is elke reportage het resultaat van veel, vaak prettige samenwerking tussen meerdere mensen.

Al ben ik inmiddels ruim vier weken terug, ik merk nog steeds aan alles dat ik aan het terugkomen ben om voorlopig niet meer weg te gaan. Weliswaar heb ik niet meer de neiging om in het Duits tegen de caissière van Albert Heijn te praten, maar ik kan nog steeds met enige verwondering constateren dat ik door Utrecht fiets, of over de redactie in Hilversum loop. Daarbij heb je meer aan een trein dan aan een paardenkar. Het lukt steeds beter om er weer op te springen.

woensdag 5 juni 2013

Solingen



Vagelijk zie ik het kaartje nog voor me. Het was wit, met voorop een cryptische tekst: Ik ben woedend. Achterop hadden mijn oma en mijn vader zojuist hun handtekening gezet. Daarna mocht ik. Als meisje van 10 moest ik eerst eens bedenken hoe die handtekening eruit moest zien. Vol trots zette ik hem vervolgens op dat witte kaartje met die rare tekst. Met ons deden in de zomer van 1993 nog 1,2 miljoen Nederlanders dat, daartoe uitgenodigd door de “Breakfast Club”, het toenmalige ochtendprogramma van 3FM. Geadresseerde: bondskanselier Helmut Kohl.  

Die had deze massale Nederlandse belangstelling te danken aan een incident op 29 mei 1993. In Solingen, in Nordhrhein-Westfalen, staken rechts-extremistische jongeren hethuis van een Turkse familie in brand. Vijf mensen kwamen om, veertien anderen raakten gewond. Duitsland reageerde geschokt. Dat het nazi-gedachtengoed nog altijd mensen aansprak was bekend. En dat dat soms tot geweld leidde ook. Maar meestal was dat in de voormalige DDR. En meestal liep het niet zo af. 

Ook Nederland vond er dus wat van. Stuurde massaal boze kaartjes en de Jazzpolitie maakte er een lied bij. Kohl was op zijn zachtst gezegd not amused. Die wist zonder Nederland ook wel dat er in zijn land sprake was van een groot probleem. Uit achteraf niet zulke beste onderzoeken bleek tegelijkertijd dat het Duitslandbeeld van de Nederlander slechter was dan ooit. Vooral Nederlandse jongeren vonden Duitsers arrogant, onaardig en oorlogszuchtig. Deels te danken aan de brand in Solingen.

Die situatie was, voor twee landen met zulke hechte handelsrelaties, op zijn zachtst gezegd niet ideaal. Het Duitslandbeeld van de Nederlanders moest beter, en snel graag, net zoals ook Duitsers moesten leren dat Nederlanders niet elke dag alleen maar met hun vinger stonden te wijzen. Dus werden honderden klassen op uitwisseling gestuurd. En vanaf 1994 ook Nederlandse en Duitse journalisten. Dát is de reden dat ik dat dit jaar ook gedaan heb. En dat uit een brand die er nooit had mogen zijn een heel succesvol project is voortgekomen. 

Want dat het een succes was moge ondertussen duidelijk zijn. Niet alleen voor mij, maar ook voor de Duitse collega’s in Nederland. Daarom heb er ik samen met de Keulse journaliste Caro Ott, in wiens huis ik met veel plezier gewoond heb, over verteld in de Redezeit van ‘ons’ WDR5. Het is het verhaal van twee jonge journalistes die, met de taal als sleutel tot succes, zich volledig hebben ondergedompeld in de cultuur van de buren. En die zo de tijd van hun leven hebben gehad.

Maar het blijft een vreemde gedachte dat daar een brand met dodelijke afloop, een postzak vol opgeheven vingertjes en heel veel wederzijds onbegrip voor nodig waren.