Het Paasweekend was vrij, en met een kop koffie op de bank bladerde
ik wat door het Volkskrant Magazine. In de kunstrubriek van Wieteke van Zeil
stond een beroemde afbeelding van Fra Angelico centraal, een tafereel van Paasmorgen.
Daarin ziet Maria Magdalena de verrezen Jezus in een tuin. De begeleidende uitleg
raakte me. Want niet zozeer het weerzien tussen Maria Magdalena en Jezus staat
in het schilderij centraal, als wel de nadruk op hun handen die elkaar níet
raken. Noli me tangere heet het werk, oftewel: raak me niet aan.
Een paar dagen eerder liep ik in de avondzon vanaf mijn werk
naar het station toen de wekelijkse persconferentie van premier Rutte plaatsvond.
Daarin hoorde ik een nieuw woord: anderhalvemetersamenleving. Het was duidelijk
met zorg bedacht. Maar mijn schouders gingen er acuut van hangen. Want we worden
voorbereid op een wereld waarin afstand houden voorlopig de norm is. Het nieuwe
normaal. Waarin, in principe, niemand iemand aanraakt.
Wat betekent dat voor alle zieken, ouderen of mensen met diepe
zorgen die wel een hand op hun schouder kunnen gebruiken? Voor alle kinderen
die straks onder andere omstandigheden weer naar hun scholen en clubjes gaan? Wat
betekent het voor al die momenten dat we elkaar gewoon even nabij willen zijn?
En: wat betekent het voor mij?
Als ik terugblik op de afgelopen weken ben ik in veel
opzichten een dankbaar mens. Niemand in mijn omgeving is tot dusverre ernstig
ziek als gevolg van corona. Ik moet gewoon naar mijn werk en dat maakt de
meeste dagen vol mensen en heel normaal. Thuis ben ik mijn eigen gezelschap nog
lang niet zat. En toen ik een paar weken geleden even plotseling als
raadselachtig flink ziek werd, was ik na een dikke week ook gewoon weer beter.
Maar het drukt dat tot nader order niemand mij aan mag raken,
en vice versa. Het scheelt wellicht dat ik niet overdreven knuffelig ben. En omdat
de mannen in mijn leven er nooit echt lang waren, was veelvuldig aanraken ook al nooit de standaard. Maar onder de huidige omstandigheden zal
daar ook niet snel verandering in komen. Omhels ik geen vriendinnen meer, leg
geen hand op iemands schouder. Zal er zelfs niemand fysiek op mijn tenen gaan
staan, of bier over me heen morsen in een volle kroeg of festivaltent.
Dat ik voorlopig niet op reis kan: het zij zo. Dat alle
evenementen, groot en klein, voorlopig niet doorgaan: ik blijk het bij nader
inzien ook prima te doen als huismus. Dat afspreken met grote groepen mensen er
voorlopig niet in zit: de één-op-één ontmoeting was me, ook te midden van vele
anderen, altijd al meer waard. Maar dat niemand mij voorlopig zal aanraken doet
zeer. Noli me tangere, het klinkt zo warm in dat mooie Italiaans. Maar de
werkelijkheid erachter voelt even schraal als mijn afgewassen handen.
Noli me tangere, Fra Angelico, Florence, 15e eeuw