donderdag 2 januari 2014

Gezien: Zwart IJs



Je zal maar schaatsen verkopen. Voor het eerst sinds jaren is het een strenge winter. Het E-woord valt zelfs zó concreet, dat op mijn redactie de draaiboeken uit de kast worden gehaald en iedereen elkaar aankijkt met een gezonde spanning in zijn ogen. Jouw zaken moeten gaan als een tierelier. En toch, er is een kwestie die je meer bezighoudt dan de dagelijkse omzet: wat nou als de kopers met die schaatsen van jou, gaan schaatsen op zondag? In hoeverre ligt dat dan aan jou? En hoe oordeelt de Here daarover?

Het is een kernscene uit de documentaire ‘Zwart IJs’, gemaakt door Geertjan Lassche en gisteravond uitgezonden door de EO. Lassche neemt ons mee in de wereld van het marathonschaatsen. Van mannen die dwars door elke pijngrens gaan. En die pas ontdooien als het buiten -10 is. Mannen met opvallend vaak een christelijke achtergrond. Soms is die achtergrond buitengewoon traditioneel, zoals in het geval van de familie Klompmaker. Daar wordt gedubd over die schaatsverkoop. Daar heeft de oude Klompmaker, ook ooit een verdienstelijk schaatser, zorgen over het leven na de dood, want ‘daar zal geween zijn, en tandengeknars.’

Tegelijkertijd blijken er in het peloton ook christenen rond te rijden met rekkelijker principes. Oud-kampioen René Ruitenberg bijvoorbeeld, die zijn geloof tegenwoordig meer evangelisch beleeft. En die zelfs van zijn vroeger zo principiële punt om de Elfstedentocht niet op zondag te rijden wil afstappen, als het even alleen maar op de Dag des Heren lijkt te lukken. En marathonschaatser Geert-Jan van der Wal woont zelfs samen. Iets waar de kerkenraad niet gelukkig mee is als het stel wil trouwen. En waarvan Van der Wal zich afvraagt waar de kerkenraad zich eigenlijk mee bemoeit.

Waarom zou die uiterste krachtinspanning die het marathonschaatsen is, zoveel worden beoefend door mannen van christelijke huize? Ongetwijfeld omdat er boven de rivieren nou eenmaal veel meer geschaatst wordt dan eronder. Maar dat kan nooit het hele verhaal zijn. Kan iemand die weet dat hij ‘in het zweet zijns aanschijns brood zal eten’ dieper gaan onder extreme omstandigheden? Is dat het?

Het blijft een fascinerende wereld, die van één van de laatste zuilen in Nederland, die in het marathonschaatsen kennelijk haar eigen sport heeft. Dat zij haar deuren voor Lassche zo wagenwijd heeft opengezet mag je bijna een godswonder noemen. De opvattingen die de hoofdrolspelers er op nahouden zullen door menig kijker thuis zijn betwist. Lassche echter registreert ze slechts, zonder oordeel. Zo heeft hij al die kleine details vastgelegd, die deze documentaire zo mooi maken. De wat stijve inrichtingen van de huizen. De passie op het ijs. Het feit dat mensen elkaar slechts zelden aankijken als ze met elkaar praten. En onder alles dat prachtige, donkere geluid van klapschaatsen op zwart ijs.

Een dikke 8.