zaterdag 7 december 2019

Samen door Berlijn


Daar zat ik dan. In mijn naar Groningse maatstaven reusachtige kamer, zonder internet, in een huis waarvan ik elk geluid nog moest leren kennen. Mijn vader was net weggereden. Buiten begon het te sneeuwen, steeds harder. En ik kende helemaal niemand. Welkom in Berlijn, maart 2006.

Het avontuur waar ik maanden naartoe geleefd had leek opeens zo leuk niet meer. De sneeuw viel kniehoog en maakte dat ik nauwelijks de deur uit kon. In Groningen zat de jongen op wie ik, tegen alle waarschuwingen in, toch verliefd geworden was. En Berlijn leek opeens onmetelijk groot en eenzaam. Tot ik haar ontmoette.

Op een vrijdagochtend, nog steeds in die sneeuw, bij de inschrijving voor de taalcursus. Ze kwam ook uit Nederland, bleek in mijn buurt te wonen en als ze lachte, deed ze dat met haar hele gezicht. De volgende dag kwam ze een broodje eten en deden we de snowboots aan, klaar voor de verkenning van wat het komend halfjaar ons nieuwe thuis zou zijn.

Het was het begin van een halfjaar samen op Erasmus door Berlijn. We onmoetten talloze leuke mensen uit de hele wereld. Vierden de verjaardag van de koningin op de ambassade. Gingen naar Dresden, waar ze zelfs in trein terug de naam van het stadspaleis nog niet kon uitspreken, en daar dan heel hard om lachte. Vierden het Sommermärchen van het WK Voetbal mee. En zaten tussendoor regelmatig bij elkaar in die reusachtige Berlijnse kamers, of op dito balkons, om gewoon maar wat te kletsen. 

Eenmaal terug in Nederland liep de vriendschap nog een aantal jaren door. We zochten elkaar op in onze nieuwe woonplekken, keken mee bij de grote stappen die we zetten. Tot het leven ertussen kwam, met zijn agenda en gebeurtenissen die vriendschappen over grotere afstanden soms lastig maken. De laatste jaren was de vriendschap in slaap. Niet kapot, niet gebrouilleerd, hij lag daar gewoon te wachten tot hij ooit weer wakker zou worden.

Maar dat moment zal niet meer komen. Sinds afgelopen zomer is ze er niet meer, weet ik sinds deze week. Net iets ouder dan ik. Gewoon weg. Voor altijd.




‘Berlijn, waar je vrienden had. Unter den Linden zat. Berlijn, dat was de mooiste stad.’ Woorden van Boudewijn de Groot. Zonder haar was Berlijn niet half zo mooi geweest.




zondag 6 oktober 2019

Een pan soep en een vensterbank


Vandaag en morgen is het precies 75 jaar geleden dat een bommentapijt mijn geboortestad Hengelo verwoestte. Dat Hengelo de prijs voor mooiste stad van Nederland nooit zal winnen is daar voor een belangrijk deel aan te danken: na de oorlog werd de stad herbouwd in jaren ’50-stijl, en nog weer later kwam er een niet al te geslaagd stadsvernieuwingsproject overheen.

Doel van het geallieerde bombardement was het vernietigen van het spoor, omdat Hengelo ook toen al een drukke treinverbinding met Duitsland had. Helpen deed het niet: van de stad was weinig meer over, maar de treinen reden al snel weer gewoon heen en weer. Zeker 112 mensen kwamen om, voor niets. 

Mijn oom, journalist bij de regionale krant, memoreerde in een stuk de betekenis van het bombardement in mijn familie: een bom trof het huis van mijn oma. Als door een wonder ontplofte die niet, en zag mijn bezorgde opa mijn oma uren later uit de rookwolken tevoorschijn komen met een pan soep.

Mijn opa van vaderskant overleefde het bombardement met dank een vensterbank waar hij onder kon kruipen. Meer weet ik daar niet van: hij is al jaren dood en was bij leven weinig spraakzaam over vroeger. 

Terecht merkt mijn oom op hoe dichtbij de geschiedenis soms is: was mijn oma niet met die pan soep tevoorschijn gekomen, dan was zijn stukje nooit geschreven. En tel ik daar mijn opa bij op, die ook níet onder die vensterbank had kunnen zitten, dan was ik er ook niet geweest.

Zo dichtbij is geschiedenis dus soms, schreef mijn oom aan het slot van zijn verhaal. Inderdaad. Soms is de geschiedenis niet groter dan een pan soep en een vensterbank.


donderdag 26 september 2019

Ubi Caritas et Amor


Vorige week deed ik mee aan een speciaal koorconcert in Amsterdam. September vorig jaar leefde ik toe naar wat de reis van mijn leven zou worden, een reis met een projectkoor naar Brazilië. Daar, op de grens van oktober en november, waren we te gast bij een Braziliaans koor dat dit vroege najaar door Nederland toerde. In Amsterdam zongen we weer samen, en ook een derde koor deed mee. Aan hen was het te danken dat ik, in een kerk die gevuld was met het laatste zonlicht, opeens het Ubi Caritas van Maurice Duruflé weer hoorde.

Ubi Caritas et Amor, Deus ibi est, zo luidt de hele zin: waar vriendschap is en liefde, daar is God. De tekst is gebaseerd op de Bijbel, en via het Gregoriaans de basis geworden voor verschillende stukken, liederen en gezangen uit allerlei tijden. Duruflé schreef zijn versie in de jaren ’60. Ik hoorde het stuk voor het eerst zo’n dertien jaar geleden, op een al even zonnige herfstdag als die van het recente concert. 

Locatie was een kerk in Berlijn, vlak voor een orkesttournee naar Rome. Net een paar dagen eerder had huisgenoot N., over wiens betekenis in mijn leven ik hier al eens schreef, mij zijn niet meer verwachte liefde verklaard. Bij het Ubi Caritas van Duruflé, tijdens een uitzwaaiconcert gezongen door het koor waarmee mijn orkest op pad ging, spitste ik mijn oren. Of God iets met N. en mij te maken had kon ik niet zeggen, maar vriendschap en liefde waren er volop. Het zou wel goedkomen, op de één of andere manier.

Het Ubi Caritas kwam een paar jaar geleden op een even rake manier bij me terug via de oudejaarsconference van Herman Finkers. Hij besloot zijn show met een pleidooi voor kwetsbaarheid, zachtheid en schoonheid, in een wereld die daar ook op de grens van 2015 en 2016 best een dosis van kon gebruiken. Finkers’ pleidooi kwam binnen: 2015 was geen makkelijk jaar geweest, alweer niet. Uit die ene regel in het Gregoriaans, gezongen door een hoge vrouwenstem, sprak hoop voor het nieuwe jaar.

In beide bovenstaande gevallen was de hoop die spreekt uit het Ubi Caritas slechts van korte duur: met N. liep het stuk, en ook 2016 was moeilijk. Toch blijven die regels, sinds die middag in Berlijn, voor mij van een ongelofelijke kracht. En raakten ze me in Amsterdam opnieuw. Want of God daar is waar vriendschap is en liefde, weet ik nog altijd niet. Maar daar gebeuren wél goede dingen. Ook als het dagelijks leven om allerlei redenen niet gaat zoals je hoopt. Of als een verre reis, behalve fantastisch, af en toe ook doorbijten is. Ik hoef maar naar dat concert van vorige week, naar de muziek, de lol en het vertrouwen te kijken, om te weten dat het klopt. Meestal dan toch.