zondag 4 oktober 2020

Groundhog Day

Het zal ergens begin september geweest zijn dat ik op een avond de bladmuziek voor het nieuwe project van mijn koor erbij pakte. Na maandenlang gedwongen en heel begrijpelijk stil zijn mochten we weer. Verschillende stukken kwamen langs: oude en nieuwe, meer en minder melodieuze. Bij de Carols of Death van William Schuman veerde ik op: had ik die niet eerder gezongen? En toen ik weer wist waar en wanneer dat was geweest had ik, niet voor het eerst de laatste maanden, het gevoel in Groundhog Day terechtgekomen te zijn.

Groundhog Day heeft eigenlijk iets te maken met het begin van de lente. Als ergens in de VS vroeg in februari de bosmarmot tevoorschijn komt, komt het voorjaar eraan, zoiets. Maar meer nog dan het verhaal van een bosmarmot is Groundhog Day een film, over een man die telkens opnieuw dezelfde dag meemaakt. Alsof hij gevangen zit in de tijd.

Bij het horen van de Carols of Death van Schuman kreeg ik het gevoel dat de tijd míj gevangen nam, en me terugstuurde naar vier jaar geleden. Ook toen zong ik die stukken. Ook toen deed ik dat als onderdeel van een programma vol vergankelijkheidsmuziek. Ook toen kwamen de Amerikaanse presidentsverkiezingen eraan. En ook toen was het een vreemde tijd, met meer grijze wolken dan blauwe lucht en zonneschijn.

Waar de wind en de wolken nu over de hele wereld waaien, waaiden ze destijds in mij. Een zomer vol hoge pieken en diepe dalen met een man lag achter me, en wilde maar niet tot rust komen. Me aansluiten bij een koor bood enig houvast, al zongen we dan het ene droevige stuk na het andere. Maar het hielp niet tegen de zwaarte van een donker najaar, en de periode die dáár weer op volgde. Gelukkig is die storm inmiddels uitgeraasd. De geschiedenis kan immers wel rijmen, maar herhaalt zichzelf nooit helemaal. 

Toch kreeg ik de afgelopen weken soms het gevoel om, behalve vier jaar terug, ook een halfjaar terug in de tijd getrokken te worden. Met oplopende besmettingscijfers. Steeds grotere zorgen bij vrienden en bekenden die werken in de zorg. Onheilspellend gespannen dagen op werk. De vraag hoe lang ik nog mag blijven zingen. En beperkingen op reizen dichtbij en ver weg. Alsof alles weer van voren begint.

Precies om die reden liep ik afgelopen week een dagtocht met een vriendin rond de Reeuwijkse Plassen. Dat natuurgebied ontdekten we ergens in het vroege voorjaar, op zoek naar een plek om op anderhalve meter bij te kletsen, zonder wie dan ook maar in de buurt. Dat laatste was ditmaal exact hetzelfde. Maar nu scheen de zon wél, snaterden de ganzen en was het windstil. Een bosmarmot zag ik niet. Toch moet ergens de doorbraak van Groundhog Day beginnen.

 

Scene uit 'Groundhog Day'. Hoofdrolspeler Bill Murray onderweg met een bosmarmot.

 

 

zondag 2 augustus 2020

In de bergen

Van alles wat ik van plan was, in dit lichtelijk verloren coronajaar, was ik dat van één ding zeker niet: op vakantie gaan. Lange tijd leek het me überhaupt onmogelijk. Mijn oorspronkelijke wens, weer op een verre reis, zou sowieso niet gaan lukken. En eindelijk de laatste stukken van die studieschuld afbetalen schoot de laatste maanden ook lekker op. Dus nee, ik ging nergens heen. Totdat in mijn omgeving opeens de vakantieplannen op tafel kwamen. De één ging met het gezin naar Italië. De ander fietsen in de Eifel. En opeens dacht ik: zou ik dan misschien eigenlijk toch óók wel weg willen?

Nog voordat ik een doordacht antwoord op die vraag kon bedenken had ik al geboekt. Ik moest wel, want voor dat ene weekje zomervakantie was er precies één reis beschikbaar die me aanstond, en daarvan was de boekingstermijn al nagenoeg verstreken. Dus zonder te weten waar ik nou eigenlijk écht aan begon ging ik opeens op hikereis naar de Oostenrijkse Alpen. In de weken die nog restten voor vertrek liep ik koortsachtig door Utrecht een paar verse wandelschoenen in.

Dus zo kwam het dat ik mezelf half juli terugvond in de schaduw van de Bischofsmütze, een bergtop in twee delen die tezamen lijken op een mijter, in het Salzburgerland. Dat kan geen toeval zijn voor deze cultuurkatholiek die in haar werk onder andere het thema kerk en samenleving in de gaten probeert te houden. Van de Bischofsmütze wordt gezegd dat als het licht bewolkt is rond de top, er mooi weer komt. Dat kwam niet helemaal zo uit. Maar een mooie week werd het wel.

Want ik leerde bergwandelen. Of beter: ik leerde dat ik geen gedroomde bergwandelaar ben. Bergop gaat prima, laat dat desnoods uren duren. Maar naar beneden is een ander verhaal. Dan staan je voeten gek, zijn er losliggende stenen en vooral heel veel dieptes. Toch kwam ik elke dag weer zonder kleerscheuren beneden. In een bejaardentempo, dat wel, maar ik kwam er. En genoot ondertussen ook van de prachtigste uitzichten en het hele dagen buiten zijn.

Ik leerde dat ik in een groep volslagen onbekenden opeens een worstelaar kon zijn met mijn eigen gedachten. Van mezelf weet ik niet beter dan dat ik prima ga tussen mensen: koffie drinken met de één, zingen met een groep anderen, met een zwaan-kleef-aan-gezelschap naar een festival, ik doe het allemaal even graag. Maar deze vakantie sloeg mijn hoofd op hol. Ben ik niet veel te saai of te gewoon? Ben ik wel geïnteresseerd genoeg? Zijn anderen niet veel leuker? Op sommige momenten hielden dit soort gedachten me in gijzeling. Terwijl op andere momenten alles stroomde: de lol, de gesprekken en het bier.

En ik leerde dat, juist als je het niet verwacht, opeens die ene leuke man voor je neus kan staan. Die open en betrokken is, en die hele mooie ogen heeft. Dat ik anders naar hem keek dan hij naar mij blijft jammer. Maar ik koester de mooie herinneringen die ik mee teruggenomen heb het normale leven weer in, en de bijzondere woorden waarmee we afscheid namen van elkaar. Want daaruit bleek dat al dat geworstel met de vraag wie ik ben en of dat goed genoeg is, op hem geen vat had gehad. Net zomin als de steeds groter wordende verzameling blauwe plekken op mijn benen, of die afgrijselijke afritsbroek. Hij bleek me te hebben gezien precies zoals ik ben. En dat, ondanks het gebrek aan verdere gevoelens, meer dan goed genoeg te vinden.

Jezelf zijn. Er is niets anders dan dat. En soms is er niets moeilijkers dan dat. Op een bergpad, tussen vreemden, naast een leuke man. Misschien helpt het om het leven af en toe net zo aan te gaan als een bergwandeling in de regen: gewoon de ene voet voor de andere, en lopen. Uiteindelijk kom ik dan wel waar ik moet zijn.



donderdag 16 april 2020

Noli me tangere


Het Paasweekend was vrij, en met een kop koffie op de bank bladerde ik wat door het Volkskrant Magazine. In de kunstrubriek van Wieteke van Zeil stond een beroemde afbeelding van Fra Angelico centraal, een tafereel van Paasmorgen. Daarin ziet Maria Magdalena de verrezen Jezus in een tuin. De begeleidende uitleg raakte me. Want niet zozeer het weerzien tussen Maria Magdalena en Jezus staat in het schilderij centraal, als wel de nadruk op hun handen die elkaar níet raken. Noli me tangere heet het werk, oftewel: raak me niet aan.

Een paar dagen eerder liep ik in de avondzon vanaf mijn werk naar het station toen de wekelijkse persconferentie van premier Rutte plaatsvond. Daarin hoorde ik een nieuw woord:  anderhalvemetersamenleving. Het was duidelijk met zorg bedacht. Maar mijn schouders gingen er acuut van hangen. Want we worden voorbereid op een wereld waarin afstand houden voorlopig de norm is. Het nieuwe normaal. Waarin, in principe, niemand iemand aanraakt.

Wat betekent dat voor alle zieken, ouderen of mensen met diepe zorgen die wel een hand op hun schouder kunnen gebruiken? Voor alle kinderen die straks onder andere omstandigheden weer naar hun scholen en clubjes gaan? Wat betekent het voor al die momenten dat we elkaar gewoon even nabij willen zijn? En: wat betekent het voor mij?  

Als ik terugblik op de afgelopen weken ben ik in veel opzichten een dankbaar mens. Niemand in mijn omgeving is tot dusverre ernstig ziek als gevolg van corona. Ik moet gewoon naar mijn werk en dat maakt de meeste dagen vol mensen en heel normaal. Thuis ben ik mijn eigen gezelschap nog lang niet zat. En toen ik een paar weken geleden even plotseling als raadselachtig flink ziek werd, was ik na een dikke week ook gewoon weer beter.

Maar het drukt dat tot nader order niemand mij aan mag raken, en vice versa. Het scheelt wellicht dat ik niet overdreven knuffelig ben. En omdat de mannen in mijn leven er nooit echt lang waren, was veelvuldig aanraken ook al nooit de standaard. Maar onder de huidige omstandigheden zal daar ook niet snel verandering in komen. Omhels ik geen vriendinnen meer, leg geen hand op iemands schouder. Zal er zelfs niemand fysiek op mijn tenen gaan staan, of bier over me heen morsen in een volle kroeg of festivaltent. 

Dat ik voorlopig niet op reis kan: het zij zo. Dat alle evenementen, groot en klein, voorlopig niet doorgaan: ik blijk het bij nader inzien ook prima te doen als huismus. Dat afspreken met grote groepen mensen er voorlopig niet in zit: de één-op-één ontmoeting was me, ook te midden van vele anderen, altijd al meer waard. Maar dat niemand mij voorlopig zal aanraken doet zeer. Noli me tangere, het klinkt zo warm in dat mooie Italiaans. Maar de werkelijkheid erachter voelt even schraal als mijn afgewassen handen. 



 Noli me tangere, Fra Angelico, Florence, 15e eeuw