zondag 2 augustus 2020

In de bergen

Van alles wat ik van plan was, in dit lichtelijk verloren coronajaar, was ik dat van één ding zeker niet: op vakantie gaan. Lange tijd leek het me überhaupt onmogelijk. Mijn oorspronkelijke wens, weer op een verre reis, zou sowieso niet gaan lukken. En eindelijk de laatste stukken van die studieschuld afbetalen schoot de laatste maanden ook lekker op. Dus nee, ik ging nergens heen. Totdat in mijn omgeving opeens de vakantieplannen op tafel kwamen. De één ging met het gezin naar Italië. De ander fietsen in de Eifel. En opeens dacht ik: zou ik dan misschien eigenlijk toch óók wel weg willen?

Nog voordat ik een doordacht antwoord op die vraag kon bedenken had ik al geboekt. Ik moest wel, want voor dat ene weekje zomervakantie was er precies één reis beschikbaar die me aanstond, en daarvan was de boekingstermijn al nagenoeg verstreken. Dus zonder te weten waar ik nou eigenlijk écht aan begon ging ik opeens op hikereis naar de Oostenrijkse Alpen. In de weken die nog restten voor vertrek liep ik koortsachtig door Utrecht een paar verse wandelschoenen in.

Dus zo kwam het dat ik mezelf half juli terugvond in de schaduw van de Bischofsmütze, een bergtop in twee delen die tezamen lijken op een mijter, in het Salzburgerland. Dat kan geen toeval zijn voor deze cultuurkatholiek die in haar werk onder andere het thema kerk en samenleving in de gaten probeert te houden. Van de Bischofsmütze wordt gezegd dat als het licht bewolkt is rond de top, er mooi weer komt. Dat kwam niet helemaal zo uit. Maar een mooie week werd het wel.

Want ik leerde bergwandelen. Of beter: ik leerde dat ik geen gedroomde bergwandelaar ben. Bergop gaat prima, laat dat desnoods uren duren. Maar naar beneden is een ander verhaal. Dan staan je voeten gek, zijn er losliggende stenen en vooral heel veel dieptes. Toch kwam ik elke dag weer zonder kleerscheuren beneden. In een bejaardentempo, dat wel, maar ik kwam er. En genoot ondertussen ook van de prachtigste uitzichten en het hele dagen buiten zijn.

Ik leerde dat ik in een groep volslagen onbekenden opeens een worstelaar kon zijn met mijn eigen gedachten. Van mezelf weet ik niet beter dan dat ik prima ga tussen mensen: koffie drinken met de één, zingen met een groep anderen, met een zwaan-kleef-aan-gezelschap naar een festival, ik doe het allemaal even graag. Maar deze vakantie sloeg mijn hoofd op hol. Ben ik niet veel te saai of te gewoon? Ben ik wel geïnteresseerd genoeg? Zijn anderen niet veel leuker? Op sommige momenten hielden dit soort gedachten me in gijzeling. Terwijl op andere momenten alles stroomde: de lol, de gesprekken en het bier.

En ik leerde dat, juist als je het niet verwacht, opeens die ene leuke man voor je neus kan staan. Die open en betrokken is, en die hele mooie ogen heeft. Dat ik anders naar hem keek dan hij naar mij blijft jammer. Maar ik koester de mooie herinneringen die ik mee teruggenomen heb het normale leven weer in, en de bijzondere woorden waarmee we afscheid namen van elkaar. Want daaruit bleek dat al dat geworstel met de vraag wie ik ben en of dat goed genoeg is, op hem geen vat had gehad. Net zomin als de steeds groter wordende verzameling blauwe plekken op mijn benen, of die afgrijselijke afritsbroek. Hij bleek me te hebben gezien precies zoals ik ben. En dat, ondanks het gebrek aan verdere gevoelens, meer dan goed genoeg te vinden.

Jezelf zijn. Er is niets anders dan dat. En soms is er niets moeilijkers dan dat. Op een bergpad, tussen vreemden, naast een leuke man. Misschien helpt het om het leven af en toe net zo aan te gaan als een bergwandeling in de regen: gewoon de ene voet voor de andere, en lopen. Uiteindelijk kom ik dan wel waar ik moet zijn.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten