donderdag 16 april 2020

Noli me tangere


Het Paasweekend was vrij, en met een kop koffie op de bank bladerde ik wat door het Volkskrant Magazine. In de kunstrubriek van Wieteke van Zeil stond een beroemde afbeelding van Fra Angelico centraal, een tafereel van Paasmorgen. Daarin ziet Maria Magdalena de verrezen Jezus in een tuin. De begeleidende uitleg raakte me. Want niet zozeer het weerzien tussen Maria Magdalena en Jezus staat in het schilderij centraal, als wel de nadruk op hun handen die elkaar níet raken. Noli me tangere heet het werk, oftewel: raak me niet aan.

Een paar dagen eerder liep ik in de avondzon vanaf mijn werk naar het station toen de wekelijkse persconferentie van premier Rutte plaatsvond. Daarin hoorde ik een nieuw woord:  anderhalvemetersamenleving. Het was duidelijk met zorg bedacht. Maar mijn schouders gingen er acuut van hangen. Want we worden voorbereid op een wereld waarin afstand houden voorlopig de norm is. Het nieuwe normaal. Waarin, in principe, niemand iemand aanraakt.

Wat betekent dat voor alle zieken, ouderen of mensen met diepe zorgen die wel een hand op hun schouder kunnen gebruiken? Voor alle kinderen die straks onder andere omstandigheden weer naar hun scholen en clubjes gaan? Wat betekent het voor al die momenten dat we elkaar gewoon even nabij willen zijn? En: wat betekent het voor mij?  

Als ik terugblik op de afgelopen weken ben ik in veel opzichten een dankbaar mens. Niemand in mijn omgeving is tot dusverre ernstig ziek als gevolg van corona. Ik moet gewoon naar mijn werk en dat maakt de meeste dagen vol mensen en heel normaal. Thuis ben ik mijn eigen gezelschap nog lang niet zat. En toen ik een paar weken geleden even plotseling als raadselachtig flink ziek werd, was ik na een dikke week ook gewoon weer beter.

Maar het drukt dat tot nader order niemand mij aan mag raken, en vice versa. Het scheelt wellicht dat ik niet overdreven knuffelig ben. En omdat de mannen in mijn leven er nooit echt lang waren, was veelvuldig aanraken ook al nooit de standaard. Maar onder de huidige omstandigheden zal daar ook niet snel verandering in komen. Omhels ik geen vriendinnen meer, leg geen hand op iemands schouder. Zal er zelfs niemand fysiek op mijn tenen gaan staan, of bier over me heen morsen in een volle kroeg of festivaltent. 

Dat ik voorlopig niet op reis kan: het zij zo. Dat alle evenementen, groot en klein, voorlopig niet doorgaan: ik blijk het bij nader inzien ook prima te doen als huismus. Dat afspreken met grote groepen mensen er voorlopig niet in zit: de één-op-één ontmoeting was me, ook te midden van vele anderen, altijd al meer waard. Maar dat niemand mij voorlopig zal aanraken doet zeer. Noli me tangere, het klinkt zo warm in dat mooie Italiaans. Maar de werkelijkheid erachter voelt even schraal als mijn afgewassen handen. 



 Noli me tangere, Fra Angelico, Florence, 15e eeuw

donderdag 27 februari 2020

Dag binnenland!


Drie gezichten keken me het hele gesprek lang streng aan vanaf de andere kant van de tafel. De man in het gezelschap zat er ook nog eens onderuitgezakt bij, met zijn armen over elkaar geslagen. Zo goed als ik kon beantwoordde ik de vragen van de sollicitatiecommissie. Maar eenmaal onderweg terug  naar Groningen, ergens in het najaar van 2008, vroeg ik me af wat hier voor goeds uit kon komen.

Heel veel, zo is de afgelopen jaren gebleken. En dat terwijl ik op het moment van die sollicitatie daar eigenlijk helemaal niet wilde zitten. Net klaar met mijn studie wilde ik op reis, de wereld in. Achteraf gezien is mijn toenmalige geldgebrek een groot geluk geweest. Het bleek het begin van een andere reis, die door de bijzondere wereld van de journalistiek. 

Makkelijk waren die de eerste jaren zeker niet. Mensen op onzalige tijden met soms brutale vragen lastigvallen, omgaan met groot en ingrijpend nieuws over aanslagen en ongelukken, verantwoordelijk zijn voor een heftig dossier, radio maken: ik moest het allemaal leren, en dat was zwaar.

Daarmee liep ook ik, zoals zoveel jonge mensen die beginnen met werken, die eerste jaren enorm op mijn tenen. En wie dat te lang doet zakt vroeg of laat door zijn enkels. Ik bleek daarop geen uitzondering. Gelukkig bleef het bij mijn enkels en waren een paar gesprekken voldoende om de last van het werk anders te verdelen. Sindsdien blijf ik doorgaans op mijn gesneakerde voeten staan op de werkvloer. 

Toch is die reis door het grote binnenland vooral een hele mooie geweest. Hij bracht me naar verhalen van Oost-Groningen tot Zeeuws-Vlaanderen. Naar problemen op scholen, in ziekenhuizen, in de natuur of in de kerk. Naar allerhande inhoudelijke en praktische problemen die je vooraf niet kunt verzinnen, en waar je toch weer een oplossing voor verzint. En naar de kleine verhalen in de schaduw van het grote nieuws. Ook na al die jaren blijft het verhaal van de hoogleraar die ontdekte dat de maan verkeerdom op het meeste Sinterklaaspapier staat getekend één van mijn favorieten.

En nu is het klaar. Na elf jaar wordt dit mijn laatste dag als binnenlandredacteur. Een dag om in dankbaarheid terug te kijken. Op alle grote, kleine, mooie en lelijke verhalen waar ik aan meegewerkt heb. En vooral op alle kansen die ik gekregen heb, in royale hoeveelheden.

Gelukkig gaat de reis volgende week gewoon weer verder. Na mijn tijd op de binnenlandredactie ga ik dan alsnog de wereld in: komende maandag begin ik als buitenlandredacteur.



zaterdag 7 december 2019

Samen door Berlijn


Daar zat ik dan. In mijn naar Groningse maatstaven reusachtige kamer, zonder internet, in een huis waarvan ik elk geluid nog moest leren kennen. Mijn vader was net weggereden. Buiten begon het te sneeuwen, steeds harder. En ik kende helemaal niemand. Welkom in Berlijn, maart 2006.

Het avontuur waar ik maanden naartoe geleefd had leek opeens zo leuk niet meer. De sneeuw viel kniehoog en maakte dat ik nauwelijks de deur uit kon. In Groningen zat de jongen op wie ik, tegen alle waarschuwingen in, toch verliefd geworden was. En Berlijn leek opeens onmetelijk groot en eenzaam. Tot ik haar ontmoette.

Op een vrijdagochtend, nog steeds in die sneeuw, bij de inschrijving voor de taalcursus. Ze kwam ook uit Nederland, bleek in mijn buurt te wonen en als ze lachte, deed ze dat met haar hele gezicht. De volgende dag kwam ze een broodje eten en deden we de snowboots aan, klaar voor de verkenning van wat het komend halfjaar ons nieuwe thuis zou zijn.

Het was het begin van een halfjaar samen op Erasmus door Berlijn. We onmoetten talloze leuke mensen uit de hele wereld. Vierden de verjaardag van de koningin op de ambassade. Gingen naar Dresden, waar ze zelfs in trein terug de naam van het stadspaleis nog niet kon uitspreken, en daar dan heel hard om lachte. Vierden het Sommermärchen van het WK Voetbal mee. En zaten tussendoor regelmatig bij elkaar in die reusachtige Berlijnse kamers, of op dito balkons, om gewoon maar wat te kletsen. 

Eenmaal terug in Nederland liep de vriendschap nog een aantal jaren door. We zochten elkaar op in onze nieuwe woonplekken, keken mee bij de grote stappen die we zetten. Tot het leven ertussen kwam, met zijn agenda en gebeurtenissen die vriendschappen over grotere afstanden soms lastig maken. De laatste jaren was de vriendschap in slaap. Niet kapot, niet gebrouilleerd, hij lag daar gewoon te wachten tot hij ooit weer wakker zou worden.

Maar dat moment zal niet meer komen. Sinds afgelopen zomer is ze er niet meer, weet ik sinds deze week. Net iets ouder dan ik. Gewoon weg. Voor altijd.




‘Berlijn, waar je vrienden had. Unter den Linden zat. Berlijn, dat was de mooiste stad.’ Woorden van Boudewijn de Groot. Zonder haar was Berlijn niet half zo mooi geweest.