Met een slaperig hoofd keek ik naar mijn telefoon,
zaterdagmorgen om half vijf. Ik had net de wifi ingeschakeld en hij piepte. Een
berichtje van vriendin K.: ‘’Thèsje, wat een nacht in dat mooie Parijs…” Wat
voor nacht? De app van mijn werkgever vertelde me wat voor nacht het in Parijs
was geweest. Geschrokken stapte ik uit bed. Huilend stond ik onder de douche.
Eenmaal op de fiets begonnen de raderen te draaien. Als ik
zo op de redactie was, moest ik eerst die bellen, en daarna die. Zou het wel
gaan lukken om mijn mediaoverzicht tegen acht uur klaar te hebben? En welke
vervolgverhalen zouden we vandaag al kunnen maken? Dat gemaal ging zo een
tijdje door, tot een windvlaag me naar de werkelijkheid trok. Het was iets na
vijven in de ochtend. Utrecht sliep. Mijn werk gaat ook alleen maar over dode
mensen, dacht ik. En daar was huilbui nummer twee.
Nou zitten de tranen tegenwoordig standaard hoog bij mij. Als
gevolg van de pijn in mijn bekken slaap ik al maanden slecht. Alle gedroomde
oplossingen bleken tijdelijk. En dan beland je vanzelf in een modus waarin je
op zeker moment huilt om alles. Om de tomaten die je niet kunt vinden in de
supermarkt. Om die kutmatras. En om de toestand in de wereld.
Maar deze toestand was wel een andere dan een heleboel
daarvoor. Zoveel jonge mensen dood om niks. In die prachtige stad aan de Seine.
Waar ik al eens een jeugdherberg op stelten zette. Waar ik kilometers lange
wandelingen maakte met vriendin L. En waar twee jaar terug de Roparun begon.
Het is zo dichtbij. Het is zo zinloos. En het houdt maar niet op.
En zoals deze toestand anders was, zo ben ik dat ook. Want
van anderhalf jaar pijn ben ik in één opzicht een beter mens geworden: mijn muur
brokkelt af. De muur die ik als puber om me heen bouwde om de problemen thuis
op afstand te houden. De muur van waarachter ik jarenlang kon leven in de
vijfde versnelling, zonder er ooit iets van te voelen. De muur waarvan iemand
die onder mijn huid zit ooit zei: “Altijd als ik probeer om dichterbij te
komen, gooi jij alle luiken dicht.”
Die luiken staan tegenwoordig dus op een kiertje. Met als
gevolg dat mijn werk, het nieuws en al die dode mensen niet meer alleen feiten
en getallen zijn. Natuurlijk verliep de werkdag zoals zovele onder zulke
omstandigheden. Heerlijk stoempen om goede radio te maken, met een vloek en een
lach. Met een kalm hoofd om weloverwogen beslissingen te nemen en adrenaline om
me gaande te houden. Maar door het verhaal dat we vertellen word ik
tegenwoordig ook geraakt. En door alle vloeken, grappen en tranen heen voelt
dat, naast een tikkeltje onhandig, vooral heel goed.
Ik wens het niemand toe, pijn die behalve in je lijf ook in
je hoofd gaat zitten. Maar ons allen wens ik een afgebrokkelde muur toe, en
open luikjes. Of we nou in Parijs wonen, in Molenbeek, in een brandhaard van oorlog en geweld
of gewoon in Utrecht. Daar hef ik mijn glas op. À votre santé.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten