donderdag 30 juli 2015

Gelezen: Jean



Al eerder schreef ik over mensen die er altijd zijn, totdat dat op een dag niet meer zo is. Dat gold jarenlang ook voor een stem. Die van Jean Nelissen. In de jaren dat ik wielrennen nog helemaal niet zo interessant vond kabbelde zijn stem tijdens de zomervakantie urenlang door de huiskamer. Daarmee hoort de stem van Jean Nelissen net zo bij de zomervakantie als de geur van zonnebrandcrème. 

Mijn vader kende bovendien iemand die hem nog kende. Die ook gewerkt had in de Limburgse krantenwereld. En die wist te vertellen dat Nelissen op de redactie van De Limburger nog het beste te omschrijven was als een huistiran. Jean Nelissen wás de krant. En wie dat niet kon hebben had een probleem.

Het verhaal van de kennis past bij het beeld dat naar voren komt in Jean, dat ik las op de stranden van Ibiza. Een man die werd gedreven door een enorme drift om te scoren. Op de eerste plaats in de journalistiek. Van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat, altijd was er het nieuws. Dat hij boven tafel kreeg, ook al was de primeur eigenlijk van een collega. Tot en met een foto bij het bewuste artikel aan toe.

Maar ook in zijn persoonlijke leven zat de onstuitbare drift om iemand te zijn. Iemand die meer was dan een jongen uit de mijnkolonie Geleen. En dus waren daar de vrouwen. En de sigaren. En zelfs een kasteel met een waakhond die zo vals was dat een bevriende collega eens drie kwartier stokstijf moest blijven zitten, omdat de hond zijn bek als een wielklem om zijn pols had gelegd.

What goes up, must echter ook comes down. Jean Nelissen werd niet alleen gedreven door het nieuws, en door de wil om iemand te zijn. Ook de drank was een belangrijke motor in zijn leven. De jenever maakte van zijn laatste jaren niet zijn beste. Ik las dat het alweer 2010 was dat hij overleed, langer geleden dan ik mij kon herinneren.
 
Wat mooi is aan het boek van Jungmann is dat het dubbel fascinerend is. Fascinerend 1 omdat het leven van ‘De Neel’ zo fascinerend is. Wie koopt er nou een kasteel? Wie gaat er nou tientallen jaren als verslaggever naar de Tour? En wie valt aan het einde van zijn leven nou zo diep? 

Fascinerend 2 is de fascinatie van Jungmann zelf. Talloze gesprekken heeft hij gevoerd, met iedereen die Jean Nelissen maar kende en die over hem wilde vertellen – dat is niet noodzakelijkerwijs hetzelfde. Alles om erachter te komen wie Jean Nelissen was. De vraag blijft open of hij het eigenlijk zelf wel wist.

Aan de stranden van Ibiza kregen de zomerstem uit mijn jeugd en de man uit het verhaal van de kennis meer profiel. Of het zo’n mooi profiel is kan je je afvragen. Even fascinerend als tragisch is het wel. En in zijn hang naar het mondaine en de schone schijn, was het Jean op Ibiza misschien ook wel goed bevallen. Ik heb alvast een stoel voor hem uitgezocht.




Bart Jungmann
Jean
240 pagina´s. Uitgeverij De Muur
ISBN 978-94-623-1016-2

maandag 6 juli 2015

Toeval

Zoals elk jaar rond deze tijd denk ik deze dagen veel aan Lourdes.
Lourdes in juli, rode ruitjes in de zon, vrijwilligerswerk, lachen, huilen, bier en amoureuze toestanden.
Das war einmal.

Toen ik vanmorgen inlogde op mijn werkplek en in de audiobak keek, stond er een bijdrage klaar met als titel ‘Lourdes’. Een oeroud stuk radio, dat begint op 18 minuten in de tweede audiobalk in het bijgevoegde linkje. Uit de tijd dat een radiostuk nog 30 minuten mocht duren. En alle denkbare muziek over Maria en Bernadette ruim baan kreeg.
http://petervanbruggen.eu/route-du-soleil-22-juli-2001-lo…/…

De verslaggever kwam er in 2001.
Ik kwam er voor het eerst in 2003.
In zijn stuk hoor ik mijn verwondering terug. Over alles.

Dus dat stond daar allemaal maar, in mijn audiobak, vanmorgan om 06.00.
Zoals iemand die ik in Lourdes ontmoette zou zeggen: Dit is geen toeval.
Dat is het wel. Een heel mooi toeval.

donderdag 2 juli 2015

06.00 uur in de morgen



Natuurlijk overviel de aanblik me. Altijd als ik zijn auto zie, is het alsof er een dinosaurus voor me staat. Maar voor het eerst kreeg ik geen klamme handen. Geen spontante hartkloppingen. En wist ik: het is tijd om iets te doen.

Ruim een jaar geleden kwam hij in mijn leven. De liefste jongen sinds tijden. De Technicus. We spraken elkaar. We zagen elkaar. En toen, na een paar weken, niet meer. We waren allebei van de radio. Maar de verbinding hield het niet. 

De tijd verstreek. Ik lag op bed. Ik kwam weer in beweging. En tijdens mijn wandelingen zag ik hem soms. In de stromende regen. Of in een schaduw achter glas, waarvan ik me pas later realiseerde dat hij het geweest moest zijn. Een diep gevoel van spijt wandelde met me mee.

En verlamde me soms letterlijk van angst. Want er waren ook momenten dat onze wegen elkaar veel directer kruisten. Vroeg in de morgen of laat in de avond, bij de wisseling van de wacht. Momenten waarop ik in gedachten hard wegliep. Momenten waarop ik geen andere keuze had.

Tot gistermorgen. Zijn auto werd geen dinosaurus. En mijn hart zat niet in mijn keel. Ik zag hem de laatste sporen van de nacht opruimen en liep gewoon op hem af. Wist dat er niks verkeerd kon gaan. En kreeg gelijk.

Want wat volgde was een doodgewoon gesprekje tussen twee mensen, verkreukeld door een gebrek aan slaap. Over hoe de nacht was geweest. En de dag worden zou. Achter de deur die ik niet had durven openen zat geen monster. En de angst die er wél gezeten had, was weg. 

Het was 06.00 in de morgen.
Zelden begon een dag zo mooi.