Jep Gambardella leeft in een wereld waar de Gooische matras
niets bij is: iedereen kent iedereen, er zijn altijd feestjes en de één vindt
zijn laatste acteerprestatie vanzelfsprekend interessanter dan het meest
recente boek van de ander. Die dat ook weer vindt. Rome is het oogverblindende
decor waarin de zon opgaat en weer onder, en er weer een dag van Jep tussen de
Romeinse jetset verstrijkt. Maar Jep wordt 65 en vraagt zich af of dit alles
is. En of dat uiteindelijk niet geldt voor alle mensen om hem heen.
Mijn buitenlandse lievelingsstad zal wel altijd Berlijn
blijven, maar Rome komt op een goede tweede plaats. De stad die ik leerde
kennen op excursie met de vierde klas van het gymnasium. Waar de paus slechts
door er te zijn al bijna een schisma in mijn familie veroorzaakte. Waar mijn
stadsplattegrond werd gejat in nota bene de Sint Pieter. Dezelfde Sint Pieter
waar ik een paar jaar later een concert gaf met een volstrekt atheïstisch
orkest uit Berlijn. En waar ik een klein jaar geleden aan een diner zat onder
leiding van een RAI-baas, die bepaald niet heimelijk zat te lonken naar een
Roemeense journaliste. Die stad dus.
Een stad waar het dertigersdilemma kennelijk ook niet
geruisloos voorbijgaat, al gaat het in deze film dan om de happy few van
middelbare leeftijd en ouder. Zelfs in die omgeving, met mensen die alles al
hebben, duikt de vraag op waar het nou eigenlijk over gaat, het leven. Een
vraag die deels wordt beantwoord met scenes die ik nauwelijks begreep. Maar de
melancholie van Jep’s levenslange zoektocht naar de grote schoonheid – want dat
betekent la grande belezza vrij vertaald – voelde ik dan weer wel.
De beelden van die mooie stad versterken die melancholie. Alle
bekende en minder bekende plekken van belang komen terug in de film. Altijd
even mooi uitgelicht. En vaak volstrekt leeg. Een blik die je als toerist
eigenlijk nooit is gegund.
Ten tweede is daar de muziek. Regisseur Paolo Sorrentino
heeft veel tamelijk sacrale muziek uitgekozen, van componisten als Arvo Pärt en
John Tavener. Daar stelt hij in andere scenes geremixte Italiaanse discoklassiekers tegenover. Alsof de muziek het ene moment die melancholie is, en het andere
moment de vlucht daarvoor.
Waarom er opeens een legioen flamingo’s op Jep’s balkon zit?
Of een oude non zo nodig met blote knieën de trap van de Sint Jan van Lateranen
op moet? Het is me niet duidelijk geworden. Maar dat zelfs een leven lang
feesten op de mooiste plaatsen en tussen de hipste mensen ook niet op alle
vragen een antwoord geeft, dat dan weer wel. Een 8,5.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten