Er kriebelde iets bij mijn voeten. Pijlsnel schoot het
omhoog, via mijn benen en mijn buik naar mijn hoofd. Het was donderdagavond, ‘wegens
omstandigheden’ was er geen Journaal en ik werd overvallen door blinde paniek.
Net toen ik wilde gaan koken begon mijn telefoon te piepen.
Berichtjes uit Den Haag en Italië. Of ik wist wat er met het Journaal aan de
hand was. Het antwoord kwam van collega M. Iets met een man en een wapen en
iedereen naar buiten. Wat ik las drong even helemaal niet door. En toen kwam
die blinde paniek.
Want er gebeurt iets waar niemand invloed op heeft. Hoezo
een wapen? Wat wil die man daarmee? Gaat-ie nou al mijn collega’s doodschieten?
Al die mensen, deels goede vrienden, waarmee ik elke dag loop te ouwehoeren en waarmee
ik af en toe een biertje drink? En sta ik hier dan maar thuis toe te kijken
naar iets waar niemand op dit moment iets aan kan veranderen maar dat wel
gebeurt? Het was teveel.
Gelukkig bleek al snel dat de situatie onder controle was.
De man was overmeesterd. De collega’s hadden nog geen schrammetje opgelopen. En
kort daarna hoorde ik hun vertrouwde stemmen op de radio. Met een minimum aan
middelen knoopten ze houtje-touwtje een uitzending aan elkaar. Meer dan wát ze
vertelden was het goed om ze überhaupt te horen praten. De stekende pijn in
mijn rug verdween even plotseling als dat hij was opgekomen.
Enige nuchterheid is op zijn plaats. Er had van alles kunnen
gebeuren, maar er ís niks gebeurd. De meeste van mijn collega’s lopen in hun
dagelijks werk grotere risico’s dan afgelopen donderdagavond. Want uitgezonden
worden naar een oorlogsgebied, of verslag doen van een ramp met een gifwolk, is
uiteindelijk pas echt gevaarlijk. Tenslotte kunnen we allemaal, elke dag, de
pech hebben dat we een enge ziekte krijgen, onder de tram komen of van de
keukentrap vallen. De kans op een ontmoeting met een man met een heel groot
geweer valt daarbij in het niet.
Maar dat neemt niet weg dat het me niet meer bezighoudt. Ik schrok
me een ongeluk, toen een collega me vrijdag stilletjes mijn oplader teruggaf en
ik een poging deed om geconcentreerd aan het werk te zijn. En toen er zaterdag
een kok in een donker pak een restaurantkeuken uitkwam gebeurde hetzelfde. Meer
nog dan dat snap ik niet dat wij, die doen in nieuws, opeens zelf nieuws waren.
Iets in dit alles is te groot voor mijn hoofd.
En dus neem ik sinds donderdagavond een ballon met me mee. Onzichtbaar
hangt-ie naast mijn hoofd, links. Alles zit erin: de schrik, de paniek, de
opluchting en het niet kunnen ordenen van wat er is gebeurd. Liever vandaag dan
morgen hoop ik hem op te laten. De vinder hoeft geen kaartje terug te sturen.
Soms moet je een ballon lek prikken.
BeantwoordenVerwijderenWe zagen do avond al dat jij er niet was bij al die mensen, dat was een geruststelling. Weg met die ballon!
Groet, Els