Gistermorgen tijdens mijn wandeling kwam ik meerdere
studenten op slippers tegen. Dat leek me persoonlijk een beetje overdreven.
Maar dat er, terwijl de thermometer bijna de twintig graden aantikte, om
Nederlandse titels werd geschaatst in Thialf, was ook niet helemaal normaal. En
dat dan ook nog eens zonder Frank Snoeks.
Afgelopen week was hij te gast bij De Wereld Draait Door, om te vertellen over ruim twintig jaar
schaatscommentaar. Kennelijk was al langer bekend dat hij er dit seizoen niet
meer bij zou zijn, maar dat was mijn even ontgaan. Zijn taalgebruik, zijn
gevoel voor sfeer en zijn aandacht voor de mens achter de sporter werden
terecht de hemel in geprezen. Frank zelf hield het erop dat hij de
omstandigheden nogal mee had gehad.
Goh, Frank Snoeks niet meer langs de ijsbaan. Wie moet ons
nu dan toch vertellen dat Roberto Sighel eigenlijk boswachter is? Of dat één of
andere non-descripte schaatsster uit Roemenië een oom heeft die groot geworden
is in de handel in stofzuigers? Het afscheid van Snoeks markeert daarmee ook
het einde van een tijdperk dat voor mij al langer voorbij is, maar waar hij wel
nadrukkelijk deel van uitmaakte.
Dat is het tijdperk waarin winter én zomer in het teken
stonden van schaatsen. Want als meisje van een jaar of 14 werd ik, met dank aan
de Olympische Winterspelen van Nagano, volledig verliefd op de schaatssport. Op
Jan Bos en Erben Wennemars in het bijzonder, maar daar hoeven we het hier
verder niet over te hebben. Liever ga ik terug naar die maandagmorgen in
februari, waarop ik spijbelde om de 1500 meter voor vrouwen te kunnen zien. Frank Snoeks vroeg zich luidkeels af watTimmertje ging doen. En de rest is geschiedenis.
Frank was er ook bij toen Gerard van Velden goud won op de Olympische Spelen van Salt Lake City.
Dat deed hij op een zaterdagavond, terwijl we in Deurningen de verjaardag van
vriendin K. vierden. Weer zag ik zo’n outsider er met de hoofdprijs vandoor
gaan. In discotheek New York hoste ons clubje later nog uren op het ritme
‘Ge-rard van Vel-den’. De betrokkenen weten het nu nog.
En tenslotte was Frank er ook in die februarinacht in 2010.
Weken voor die betreffende 1500 meter voor mannen hadden vriend W. en ik al
afgesproken dat we samen zouden kijken. Dat voornemen hielden we vast toen
bleek dat dat midden in de nacht zou zijn. En zelfs toen hij op de dag zelf
snipverkouden bleek en ik er een doorwaakte nacht op had zitten vanwege de val
van het kabinet Balkenende IV zetten we door. Lijkbleek, met kringen onder onze
ogen en stevig ingepakt in dekentjes hingen we op de bank. Toen Mark Tuitert
aan de start verscheen schamperden we: ‘Die zal wel weer vallen.’ Maar dat deed hij niet. Zodat de
werkelijkheid inderdaad mooier werd dan de droom, zoals Snoeks een dag later
bij de uitreiking van de medailles zou verzuchten. En ik volledig verkreukeld en
met een hoofd van beton, in het holst van de nacht fluitend naar huis fietste.
Altijd was hij erbij, Frank Snoeks. Lulde al die 10
kilometers van schaatsers uit Bulgarije, Moldavië en andere landen waar geen
mens naartoe wil vol met nutteloze feiten waar niemand wat aan heeft. Wist tot
in hondersten van seconden nauwkeurig wat het PR van Gunda Niemann op de 1500
meter was toen ze nog schaatste voor de DDR. En speelde bovenal een prachtige
rol in een aantal van mijn mooiste sportherinneringen.
Frank Snoeks is een held. Dat het maar gezegd is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten