‘Ulysses heeft nog plek voor een paar violen. Please RT’.
Zoiets zal er gestaan hebben, toen ik op een willekeurige morgen, juli 2011,
mijn Twitter-timeline checkte. Iemand van wie ik ook niet meer weet wie het geweest
is had dit berichtje doorgestuurd. Zonder mijn gebruikelijke aarzeling bij
alles waar een besluit over genomen moet worden, reageerde ik direct. Met de
muziek mee…het bleek één van mijn beste beslissingen ooit.
Ulysses kende ik op dat moment alleen uit de verhalen. Iets
met muziek op straat. Iets met mensen die ik vooral vaag kende. Iets ver weg,
letterlijk en figuurlijk. Want het orkest speelde in het buitenland. En was, zo
werd er altijd bij verteld, zó populair dat een gewone sterveling er zijn leven
lang niet in zou slagen om erin te komen. Nou ja, dan niet.
Tot die ochtend in juli. Een paar dagen daarvoor had ik mijn
oorspronkelijke vakantieplan gecanceld: drie weken vrijwilligerswerk in Spanje
bleken op het laatste moment toch geen goed idee. En nog wat besluiteloos over
hoe nu verder, zeilde opeens die tweet voorbij. Of ik in hun plaatje paste,
reageerde ik. Zeer zeker, was het antwoord. Honderdveertig tekens en drie
muisklikken verder had ik een nieuw vakantiedoel.
Die week in Portugal werd één van mijn allermooiste
vakanties. Eindelijk scheen de zon. Nederland was fijn ver weg. Er waren oude
en nieuwe bekenden. Flauwe grappen. Goede gesprekken. Ogen om in te verdrinken.
En dat allemaal dankzij de muziek, die opklom langs de huizen van Coimbra en Lissabon.
Zodat het niet bij Portugal alleen gebleven is. Ook in de Provence ben ik met Ulysses geweest,
en onlangs in Toscane. Het orkest heeft mij geleerd wat Odysseus – Ulysses – en
zijn Sirenen lang geleden al wisten: dat muziek ongekende kracht heeft, dat het
je beweegt. Een kleine 25 jaar viool spelen waren daarvoor kennelijk nog niet
voldoende.
Misschien omdat ik pas op straat heb geleerd wat interactie
met het publiek is. Geen jasjes en dasjes in een volle kerk, die met een
kritisch oor gepast genieten van de werken van Tsjaikovsky of Sjostakovich.
Maar toevallige passanten die opeens stuiten op een orkest. De verwondering en
soms zelfs ontroering in hun ogen zeggen mij meer dan die goedgevulde
cellokist.
Maar ook de interactie met elkaar is anders. Gewoon, midden
tijdens het concert, joelen en klappen om die mooie hobo-solo. En af en toe om
je heen kijken en zien dat hij speelt met een grote grijns op zijn gezicht, en
zij met pretlichtjes in haar ogen.
En door dat alles blijk ik zelf ook veel meer te kunnen dan
ik ooit had gedacht. Opgaan in de muziek bijvoorbeeld, en spelen met meer dan
alleen de juiste vingerzettingen. Onder de blote hemel dansen op de pleinen van
Florence en Siena. Me even nergens
zorgen over maken. En met al die grijnzen en pretlichtjes om me heen ben ik
vast niet de enige die op straat, met mijn viool in de hand, komt op plekken
die thuis voor mij verborgen blijven.
Toscane heet inmiddels weer Utrecht. Maar toen ik zaterdagavond om me heen keek, tijdens
de eerste van de komende 360 reünies, zag ik dat niemand die ervaring alweer
vergeten is. De verhalen gaan verder en het gevoel gloeit zichtbaar na. Zo duwt
de muziek ons voort. Tot we, in de zomer van 2014, opnieuw met de muziek
meegaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten