Mijn nieuwe jaar begon uitgesproken vroeg. Om 07.45 fietste
ik al door de donkere straten van Arnhem, op weg naar het station. Hier en daar
zwalkten wat laatste feestgangers me tegemoet. Verder was het donker en stil.
Onderweg begon het te schemeren buiten. Op Utrecht Centraal
wachtte ik met koffie op de aansluiting naar Hilversum. En op mijn radio klonk ‘Treur
niet – Ode aan het leven’ van Diggy Dex en JW Roy. Ik kende het nog niet, en
het raakte me vol in het gezicht.
Want als dit lied ergens níet over gaat, is het wel de angst
en het verdriet die horen bij het definitieve afscheid dat we helaas allemaal
veel te vaak van mensen moeten nemen. Nee, ik hoorde dankbaarheid, liefde en
hoop. Alles is gezegd, meegemaakt en beleefd. Er waren mensen om van te houden,
en die wisten dat van elkaar. En misschien is er een ‘ergens’, en dat is nóg
een reden om niet te treuren, maar om te proosten. Wie zich zo mag voelen als
hij eenmaal op het punt staat de drempel over te gaan, heeft een rijk leven
gehad.
Daar op dat station was ik bepaald niet bezig met de dood.
Ik was bezig met wakker worden, en constateerde slechts dat dat na de tweede
korte nacht op rij geen eenvoudige klus was. En opeens klonk deze verrassing in
mijn oren. Vulde de hal van Utrecht Centraal zich met de eerste zonnestralen.
Was de ode aan het leven vanzelf begonnen.