woensdag 30 december 2020

De zon komt terug

 

Het was zo’n typische doordeweekse dag ergens eind februari. Het weer was druilerig, de agenda te vol en zo crashte ik van een drukke werkdag op de redactie neer in een wok-to-go-tentje op de Mariaplaats. Nog even snel wat te eten naar binnen schuiven met vriendin K., voordat we ons in de bios met ‘De beentjes van Sint Hildegard’ gingen onderdompelen in waar we vandaan komen. Tijdens het eten hadden we het over corona. ‘Wat een ophef’, zeiden we tegen elkaar, ‘om een griep.’

Little did we know. Twee weken later behoorde alles wat bij die februari dag hoorde tot het verleden. Niet meer elke dag naar de redactie. Niet meer hollend en crashend van de ene afspraak naar de andere. Niet meer naar de horeca. Niet meer naar de bios. Gewoon helemaal nergens meer naartoe.

In eerste instantie mocht ik dat zelfs niet eens. Want precies op de dag dat de eerste serie maatregelen werd aangekondigd stond ik wat vreemd op ’s morgens. Er kwam duidelijk een verkoudheid aan. Een paar uur later volgde de algehele malaise. En ’s avonds ging ik met koorts naar bed. Wat een ontzettend beroerde timing om, net nu het hele land op slot ging vanwege corona, griep te krijgen. Wat een stom toeval ook.

Pas afgelopen najaar kwam ik erachter dat het inderdaad iets anders was. Op het moment zelf kon het van alles zijn, had de huisarts absoluut geen tijd voor vragen en werd er niet getest. Na twee weken in afzondering aanmodderen deed ik het weer. Het zou alleen nog weken duren voordat ik dansend over de Oudegracht liep. Want daar rook ik op een dag opeens de geur van de toko weer.

Ziek worden, niet meer mogen zingen, nergens meer een feestje, festival of concert dat het dagelijks leven soms net dat beetje extra glans geeft: er was best veel dat niet leuk was het afgelopen jaar. Het lastigst vond en vind ik nog steeds dat mijn  vrienden en familie grofweg wonen in de driehoek Groningen-Den Haag-Nijmegen. En dat dat betekent dat ik velen van hen een stuk minder gezien heb dan ik wel gewild had.

En toch kijk ik op 2020 niet terug als op een verloren jaar. Want onder een vaak donkergrijze hemel gebeurde ook zoveel moois. Ik kreeg een prachtige nieuwe baan. Ik vond weer eens iemand écht leuk, gewoon vanuit mezelf, al was het dan niet wederzijds. En op alle momenten dat ik mijn vrienden en familie wél zag was er het geluk van de kleine dingen: de koffie in de zon, de verjaardag in de tuin en bovenal al die uren wandelen door de prachtigste stukken Nederland. Het is niet voor niks dat mijn wandelschoenen by far de beste aankoop van het afgelopen jaar zijn.

Toen ik een paar jaar terug volstrekt verdwaald raakte in mijn eigen hoofd ging ik bij een koor. Er moest íets gebeuren om structuur terug te brengen in de chaos. Met dat koor kwam ik terecht in een productie rond een nieuw kerstverhaal van Jan Terlouw. Wat hij allemaal vertelde weet ik niet meer. Maar één zinnetje is altijd blijven hangen en met 2021 in zicht zit het alweer dagen in mijn hoofd: de zon komt terug.

Op dit moment is die zon ver weg. Het gaat niet goed, in Nederland niet, op heel veel andere plekken in de wereld ook niet en in de levens van talloze mensen niet. En ik denk dat we op zijn minst nog een paar hele moeilijke maanden tegemoet gaan, om over de lange nasleep van dit alles nog maar te zwijgen. En toch. Na een lange winter wordt het onverstoorbaar altijd weer lente. En naast de lelijke dingen bestaan ook altijd mooie. Wanneer weet ik niet, maar de zon komt terug. Zeker en vast.


Amelisweerd, zondag 12 april 2020, 07.00
 

 

zondag 4 oktober 2020

Groundhog Day

Het zal ergens begin september geweest zijn dat ik op een avond de bladmuziek voor het nieuwe project van mijn koor erbij pakte. Na maandenlang gedwongen en heel begrijpelijk stil zijn mochten we weer. Verschillende stukken kwamen langs: oude en nieuwe, meer en minder melodieuze. Bij de Carols of Death van William Schuman veerde ik op: had ik die niet eerder gezongen? En toen ik weer wist waar en wanneer dat was geweest had ik, niet voor het eerst de laatste maanden, het gevoel in Groundhog Day terechtgekomen te zijn.

Groundhog Day heeft eigenlijk iets te maken met het begin van de lente. Als ergens in de VS vroeg in februari de bosmarmot tevoorschijn komt, komt het voorjaar eraan, zoiets. Maar meer nog dan het verhaal van een bosmarmot is Groundhog Day een film, over een man die telkens opnieuw dezelfde dag meemaakt. Alsof hij gevangen zit in de tijd.

Bij het horen van de Carols of Death van Schuman kreeg ik het gevoel dat de tijd míj gevangen nam, en me terugstuurde naar vier jaar geleden. Ook toen zong ik die stukken. Ook toen deed ik dat als onderdeel van een programma vol vergankelijkheidsmuziek. Ook toen kwamen de Amerikaanse presidentsverkiezingen eraan. En ook toen was het een vreemde tijd, met meer grijze wolken dan blauwe lucht en zonneschijn.

Waar de wind en de wolken nu over de hele wereld waaien, waaiden ze destijds in mij. Een zomer vol hoge pieken en diepe dalen met een man lag achter me, en wilde maar niet tot rust komen. Me aansluiten bij een koor bood enig houvast, al zongen we dan het ene droevige stuk na het andere. Maar het hielp niet tegen de zwaarte van een donker najaar, en de periode die dáár weer op volgde. Gelukkig is die storm inmiddels uitgeraasd. De geschiedenis kan immers wel rijmen, maar herhaalt zichzelf nooit helemaal. 

Toch kreeg ik de afgelopen weken soms het gevoel om, behalve vier jaar terug, ook een halfjaar terug in de tijd getrokken te worden. Met oplopende besmettingscijfers. Steeds grotere zorgen bij vrienden en bekenden die werken in de zorg. Onheilspellend gespannen dagen op werk. De vraag hoe lang ik nog mag blijven zingen. En beperkingen op reizen dichtbij en ver weg. Alsof alles weer van voren begint.

Precies om die reden liep ik afgelopen week een dagtocht met een vriendin rond de Reeuwijkse Plassen. Dat natuurgebied ontdekten we ergens in het vroege voorjaar, op zoek naar een plek om op anderhalve meter bij te kletsen, zonder wie dan ook maar in de buurt. Dat laatste was ditmaal exact hetzelfde. Maar nu scheen de zon wél, snaterden de ganzen en was het windstil. Een bosmarmot zag ik niet. Toch moet ergens de doorbraak van Groundhog Day beginnen.

 

Scene uit 'Groundhog Day'. Hoofdrolspeler Bill Murray onderweg met een bosmarmot.

 

 

zondag 2 augustus 2020

In de bergen

Van alles wat ik van plan was, in dit lichtelijk verloren coronajaar, was ik dat van één ding zeker niet: op vakantie gaan. Lange tijd leek het me überhaupt onmogelijk. Mijn oorspronkelijke wens, weer op een verre reis, zou sowieso niet gaan lukken. En eindelijk de laatste stukken van die studieschuld afbetalen schoot de laatste maanden ook lekker op. Dus nee, ik ging nergens heen. Totdat in mijn omgeving opeens de vakantieplannen op tafel kwamen. De één ging met het gezin naar Italië. De ander fietsen in de Eifel. En opeens dacht ik: zou ik dan misschien eigenlijk toch óók wel weg willen?

Nog voordat ik een doordacht antwoord op die vraag kon bedenken had ik al geboekt. Ik moest wel, want voor dat ene weekje zomervakantie was er precies één reis beschikbaar die me aanstond, en daarvan was de boekingstermijn al nagenoeg verstreken. Dus zonder te weten waar ik nou eigenlijk écht aan begon ging ik opeens op hikereis naar de Oostenrijkse Alpen. In de weken die nog restten voor vertrek liep ik koortsachtig door Utrecht een paar verse wandelschoenen in.

Dus zo kwam het dat ik mezelf half juli terugvond in de schaduw van de Bischofsmütze, een bergtop in twee delen die tezamen lijken op een mijter, in het Salzburgerland. Dat kan geen toeval zijn voor deze cultuurkatholiek die in haar werk onder andere het thema kerk en samenleving in de gaten probeert te houden. Van de Bischofsmütze wordt gezegd dat als het licht bewolkt is rond de top, er mooi weer komt. Dat kwam niet helemaal zo uit. Maar een mooie week werd het wel.

Want ik leerde bergwandelen. Of beter: ik leerde dat ik geen gedroomde bergwandelaar ben. Bergop gaat prima, laat dat desnoods uren duren. Maar naar beneden is een ander verhaal. Dan staan je voeten gek, zijn er losliggende stenen en vooral heel veel dieptes. Toch kwam ik elke dag weer zonder kleerscheuren beneden. In een bejaardentempo, dat wel, maar ik kwam er. En genoot ondertussen ook van de prachtigste uitzichten en het hele dagen buiten zijn.

Ik leerde dat ik in een groep volslagen onbekenden opeens een worstelaar kon zijn met mijn eigen gedachten. Van mezelf weet ik niet beter dan dat ik prima ga tussen mensen: koffie drinken met de één, zingen met een groep anderen, met een zwaan-kleef-aan-gezelschap naar een festival, ik doe het allemaal even graag. Maar deze vakantie sloeg mijn hoofd op hol. Ben ik niet veel te saai of te gewoon? Ben ik wel geïnteresseerd genoeg? Zijn anderen niet veel leuker? Op sommige momenten hielden dit soort gedachten me in gijzeling. Terwijl op andere momenten alles stroomde: de lol, de gesprekken en het bier.

En ik leerde dat, juist als je het niet verwacht, opeens die ene leuke man voor je neus kan staan. Die open en betrokken is, en die hele mooie ogen heeft. Dat ik anders naar hem keek dan hij naar mij blijft jammer. Maar ik koester de mooie herinneringen die ik mee teruggenomen heb het normale leven weer in, en de bijzondere woorden waarmee we afscheid namen van elkaar. Want daaruit bleek dat al dat geworstel met de vraag wie ik ben en of dat goed genoeg is, op hem geen vat had gehad. Net zomin als de steeds groter wordende verzameling blauwe plekken op mijn benen, of die afgrijselijke afritsbroek. Hij bleek me te hebben gezien precies zoals ik ben. En dat, ondanks het gebrek aan verdere gevoelens, meer dan goed genoeg te vinden.

Jezelf zijn. Er is niets anders dan dat. En soms is er niets moeilijkers dan dat. Op een bergpad, tussen vreemden, naast een leuke man. Misschien helpt het om het leven af en toe net zo aan te gaan als een bergwandeling in de regen: gewoon de ene voet voor de andere, en lopen. Uiteindelijk kom ik dan wel waar ik moet zijn.