Het was zo’n typische doordeweekse dag ergens eind februari. Het weer was druilerig, de agenda te vol en zo crashte ik van een drukke werkdag op de redactie neer in een wok-to-go-tentje op de Mariaplaats. Nog even snel wat te eten naar binnen schuiven met vriendin K., voordat we ons in de bios met ‘De beentjes van Sint Hildegard’ gingen onderdompelen in waar we vandaan komen. Tijdens het eten hadden we het over corona. ‘Wat een ophef’, zeiden we tegen elkaar, ‘om een griep.’
Little did we know. Twee weken later behoorde alles wat bij die februari dag hoorde tot het verleden. Niet meer elke dag naar de redactie. Niet meer hollend en crashend van de ene afspraak naar de andere. Niet meer naar de horeca. Niet meer naar de bios. Gewoon helemaal nergens meer naartoe.
In eerste instantie mocht ik dat zelfs niet eens. Want precies op de dag dat de eerste serie maatregelen werd aangekondigd stond ik wat vreemd op ’s morgens. Er kwam duidelijk een verkoudheid aan. Een paar uur later volgde de algehele malaise. En ’s avonds ging ik met koorts naar bed. Wat een ontzettend beroerde timing om, net nu het hele land op slot ging vanwege corona, griep te krijgen. Wat een stom toeval ook.
Pas afgelopen najaar kwam ik erachter dat het inderdaad iets anders was. Op het moment zelf kon het van alles zijn, had de huisarts absoluut geen tijd voor vragen en werd er niet getest. Na twee weken in afzondering aanmodderen deed ik het weer. Het zou alleen nog weken duren voordat ik dansend over de Oudegracht liep. Want daar rook ik op een dag opeens de geur van de toko weer.
Ziek worden, niet meer mogen zingen, nergens meer een feestje, festival of concert dat het dagelijks leven soms net dat beetje extra glans geeft: er was best veel dat niet leuk was het afgelopen jaar. Het lastigst vond en vind ik nog steeds dat mijn vrienden en familie grofweg wonen in de driehoek Groningen-Den Haag-Nijmegen. En dat dat betekent dat ik velen van hen een stuk minder gezien heb dan ik wel gewild had.
En toch kijk ik op 2020 niet terug als op een verloren jaar. Want onder een vaak donkergrijze hemel gebeurde ook zoveel moois. Ik kreeg een prachtige nieuwe baan. Ik vond weer eens iemand écht leuk, gewoon vanuit mezelf, al was het dan niet wederzijds. En op alle momenten dat ik mijn vrienden en familie wél zag was er het geluk van de kleine dingen: de koffie in de zon, de verjaardag in de tuin en bovenal al die uren wandelen door de prachtigste stukken Nederland. Het is niet voor niks dat mijn wandelschoenen by far de beste aankoop van het afgelopen jaar zijn.
Toen ik een paar jaar terug volstrekt verdwaald raakte in mijn eigen hoofd ging ik bij een koor. Er moest íets gebeuren om structuur terug te brengen in de chaos. Met dat koor kwam ik terecht in een productie rond een nieuw kerstverhaal van Jan Terlouw. Wat hij allemaal vertelde weet ik niet meer. Maar één zinnetje is altijd blijven hangen en met 2021 in zicht zit het alweer dagen in mijn hoofd: de zon komt terug.
Op dit moment is die zon ver weg. Het gaat niet goed, in Nederland niet, op heel veel andere plekken in de wereld ook niet en in de levens van talloze mensen niet. En ik denk dat we op zijn minst nog een paar hele moeilijke maanden tegemoet gaan, om over de lange nasleep van dit alles nog maar te zwijgen. En toch. Na een lange winter wordt het onverstoorbaar altijd weer lente. En naast de lelijke dingen bestaan ook altijd mooie. Wanneer weet ik niet, maar de zon komt terug. Zeker en vast.
Amelisweerd, zondag 12 april 2020, 07.00